Cannes 2022, blog 7

De regisseur als hersendokter

R.M.N.

De Filmkrant doet verslag van de 75e editie van het filmfestival van Cannes. Een Oekraïense debutant en een Roemeense meester brengen daar twee grensstreken in kaart die elk met hun eigen politieke, economische en culturele identiteitscrisis kampen.

In Dmytro Soecholytky-Sobtsjoeks speelfilmdebuut Pamfir sluipen smokkelaars uit het zuidwesten van Oekraïne de grens over naar Roemenië. “Ik ben nu voor het eerst in de Europese Unie”, observeert een van de jongens na de lange trek. “Merk je het verschil dan?”, is het ironische antwoord van Pamfir, de oudere alfaman die zich heeft volgestopt met adrenalinepillen zodat hij de uitputtende en gevaarlijke tocht over de grens nog kan halen.

Het is het meest uitgesproken politieke statement van deze fascinerende film over het leven in een afgelegen dorp op Oekraïens grondgebied waar bijna geen werk meer te vinden is. In het licht van de huidige oorlog — en de daaropvolgende ambitieus van Oekraïne om zo snel mogelijk lid van de EU te worden — is het statement alleen nog maar urgenter geworden. Die oorlog maakte ook dat de belangstelling voor dit debuut in de Quinzaine des Réalisateurs groot was.

Voor de inwoners van dit dorp lijkt maar op drie manieren aan werk te komen: of naar het buitenland, of spullen de grens over smokkelen, of in dienst treden van corrupte ambtenaren. Pamfir (een briljante rol van Miroslav Makovitsjoek) koos voor het buitenland en werkt wanneer hij kan in Polen. Maar zijn gezin dreigt nu uiteen te vallen vanwege zijn afwezigheid. Hij keert terug, met een plichtsgevoel om de boel bij elkaar te houden, maar zit tussen wal en schip: het smokkelaarsbestaan had hij afgezworen, maar in het dorp valt op geen enkele andere manier geld te verdienen. Sterker nog: er is een uniek ecosysteem om het smokkelaarscircuit heen gebouwd, waar zelfs de lokale legerpost onderdeel van is geworden. Wanneer de geldnood te hoog wordt rest Pamfir geen andere keus dan één laatste klus.

Soecholytky-Sobtsjoek wil het enigszins bekend klinkende zware-tijden-in-kleine-gemeenschap-narratief met meer uitgesproken genre-elementen combineren. Daar slaagt hij behoorlijk goed in. Als Pamfir stijf van de adrenaline staat transformeert hij in een beestachtige vechtersbaas die van zich af gromt, schreeuwt en stompt. De expressieve belichting, lange takes en de rouwe verbeelding van masculiniteit doen vooral denken aan de DIY-genre-vibes van Nicolas Winding Refns Pusher-trilogie. Pamfir zou voor Soecholytky-Sobtsjoeks zomaar ook een visitekaartje naar de rest van de filmwereld kunnen zijn. Zeker nu hij heeft aangetoond dat hij op een enerverende manier corruptie en verval van het leven buiten de grote stad kan verbeelden.

Aan de andere kant van de grens reflecteert de Roemeense filmgrootheid Cristian Mungiu ook op de gevolgen van globalisering en EU-politiek voor een kleine gemeenschap. Met Gouden Palm-winnaar 4 maanden, 3 weken en 2 dagen (2007), over een vrouw die een illegale abortus ondergaat, en Bacalaureat (2016), een politieke allegorie over corruptie, toonde Mungiu zich al als vlijmscherpe surveillant van misstanden in de Roemeense samenleving. Zijn pittige thriller/drama R.M.N. draait nu in de competitie en loont zeker weer de moeite, vooral in de manieren waarop Mungiu de reactionaire, conservatieve houding van xenofobe burgers fileert.

Zijn film speelt in eerste instantie met de inherente contradicties van een tijd waarin Roemeense arbeiders emigreren voor beter betaald werk en zo een arbeidsgat achterlaten dat weer door andere migranten gevuld moet worden. De werknemers uit Sri Lanka die in R.M.N. door een lokaal broodfabriekje worden aangenomen zijn zo ook de spreekwoordelijke druppel voor de meeste dorpelingen om in opstand te komen tegen werkelijk alles: de inmenging van andere ‘rassen’, het gebrek aan werkgelegenheid, de identiteitspolitiek van de EU, het vervallen van tradities, enzovoort. In een fantastische one-taker van meer dan tien minuten komen de burgers samen in het buurthuis om al hun opgekropte frustraties terug naar de machteloze burgermeester te slingeren. Je voelt hier hoe Mungiu het koortsachtige ressentiment van het land opneemt: geduldig en exact, zonder te vervallen in moralistisch vingerwijzen.

Voor plat moralisme zitten de films van Mungiu veel te goed in elkaar. De irrationele beslissingen van individuele personages zijn hier simpelweg onderdeel van een veel complexer samenspel van factoren dat de rest van het land ook al ontregelt. De titel is dan ook niet alleen te lezen als een onhandige afkorting van Roemenië, maar ook als een afkorting voor de technologie die voor een MRI gebruikt wordt. Er zit letterlijk een moment in R.M.N. waarop een verwarde, oudere man zo’n hersenscan krijgt. In de hoek van het beeld kan je dan zien dat de uitvoerende arts Mungiu heet. Je zou dus kunnen zeggen: Mungiu neemt met deze film een hersenscan van Roemenië af. En daarmee kijkt zijn film dus ook verder dan slechts de politieke of economische context. Zie die context eerder als een medisch kader voor een haast chirurgische allegorie voor de verwarring van de staat.

Mungiu heeft daarin een dankbaar hoofdpersonage aan Matthias (Marin Grigore, eerder ook te zien in Christi Puiu’s meesterlijke Sieranevada), een stuurloze man uit het dorp die in Duitsland werkt, maar na een noodgeval huiswaarts keert. Alle politieke kwesties die vervolgens opborrelen doen hem eigenlijk niet zo veel, waarschijnlijk omdat hij als arbeidersmigrant zelf al ontworteld is. De film gaat over zijn instabiele identiteit, zijn onzekere toekomst en over de invloed die hij al dan niet op zijn zoon zal uitoefenen.

Er gebeurt eigenlijk te veel in R.M.N. om direct na een eerste kijkbeurt op te sommen en te ontleden — dit is een film die in het geheugen blijft rijpen — maar het is duidelijk dat Mungiu zich bezighoudt met het aanmeten versus het verwerpen van tradities. En die tradities zijn natuurlijk verbonden aan de vorming van een collectieve identiteit, inclusief gevoelens van saamhorigheid, tolerantie en solidariteit. De wreedheid naar anderen die daarbij komt roept associaties op met het latente fascisme in Michael Haneke’s Das weisse Band (2009).

Maar omdat er ook een lastig te ontrafelen mysterie in het hart van de allegorische film zit, doet R.M.N. misschien nog wel het meest denken aan Loveless (2017), Andrei Zvjagintsevs bijtende aanklacht tegen de harteloosheid die in de Russische samenleving is geslopen. Net als Zvjagintsev schotelt Mungiu je hier een complex hoofdpersonage voor dat de grote politieke conflicten probeert te vermijden, omdat hij al gedreven wordt door zijn eigen, diepgewortelde verlangens, onzekerheden en frustraties. Het effect is een film die de juiste vragen oproept zonder met grote claims te komen. Geen genezing, maar een diagnose. Eentje die voortkomt uit Mungiu’s eigenzinnige methodiek. Met R.M.N. bewijst de regisseur opnieuw wat voor een fantastische hersendokter hij kan zijn.