Cannes 2021

Juist nu! Juist wat?

Memoria

Na de geannuleerde editie van 2020 zette het filmfestival van Cannes dit jaar extra hard in op de waarde van film als collectieve ervaring. Een goede gelegenheid om stil te staan bij wat de hoofdcompetitie van ’s werelds grootste filmevenement voor cinema kan betekenen – juist nu.

In zijn kritische verslag van het afgelopen filmfestival van Locarno schrijft filmcriticus Daniel Kasman voor Mubi Notebook over filmfestivals als werelden ‘vol conventies, clichés en trends’, werelden met hun eigen ‘industriële esthetiek en standaarden in het vertellen van een verhaal’. Filmfestivals hebben de functie van een (keur)merk aangenomen, is wat hij ermee wil zeggen. Bepaalde soorten films zijn inmiddels bij specifieke filmfestivals gaan horen. Dat roept de vraag op of dat soort film dan nog wel verrassende of waardevolle toevoegingen zijn aan de wereld buiten dat ene filmfestival.

Prestige
Geen festival ter wereld waar die vraag zo vaak gesteld kan worden als dat van Cannes. Het Festival de Cannes zit immers bij uitstek in de business van waarde aan films toekennen. En dit jaar was de inzet extra hoog: in 2020 ging voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog een editie van ‘s werelds grootste festival niet door. In tijden van streamingdiensten en globale pandemieën – tijden waarin bioscoopbezoek tegelijkertijd als frivole luxe en als absolute noodzaak voelde – moest Cannes dus aantonen hoe belangrijk het is om samen te kijken naar het summum van de wereldwijde cinema.

Het maakte dat het festival een beetje bleef hangen in ‘juist nu’-retoriek: juist nu moeten we film zien, ervaren, waarderen, vieren, enzovoort. Dat sentiment kwam ook terug in Mark Cousins’ The Story of Film: A New Generation, een opvolger van Cousins’ epische documentaireserie The Story of Film: An Odyssey (2011). De gulle blik waarmee Cousins naar recente films als Joker, Frozen en Wonder Woman kijkt is aanstekelijk, maar soms ook wel wat naïef. Net als Cannes schrijft ook Cousins veel waarde toe aan films, puur omdat ze gezien en gedeeld moeten worden door een groter publiek.

Wat van A New Generation toch een interessante ervaring maakt, is dat dit gigantische video-essay aanzet tot een belangrijk debat over wat het precies is dat we uit de films van nu willen halen. Want interessanter dan blijven herhalen dát we naar film moeten kijken, is ons afvragen welk soort films we dan willen zien, en om welke redenen. Door die vraag te stellen leg je ook de breuklijn onder de programmering van Cannes bloot. Want voor een festival dat zichzelf erom prijst dé wereldcinema van nu op de kaart te zetten loopt het met vlagen pijnlijk achter.

Drive My Car

Teleurstellingen en uitschieters
Het is haast onvermijdelijk dat Cannes ook het conservatieve festival van oude rotten is en blijft. Sommige gevestigde namen lijken een abonnement te hebben op een felbegeerd plekje in de hoofdcompetitie. De vertoning van Sean Penns nieuwste teleurstellende Flag Day is misschien het meest pijnlijke voorbeeld van hoe Cannes zijn programmering kan overschatten. Maar ook François Ozon, Nanni Moretti, Catherine Corsini, Mahamat-Saleh Haroun en Nabil Ayouch haalden de competitie met films op het spectrum tussen ‘teleurstellend’ en ‘wel redelijk’. Bekwame films met een enigszins geëngageerd sentiment, maar zonder het aftastende, het zoekende, het schreeuwende of het stuitende dat een gezonde ontwikkeling van cinema ook nodig heeft. Dit zijn de films die Kasman bedoelt als hij het heeft over de industriële standaard van filmfestivals als Cannes.

Maar Cannes zou Cannes niet zijn zonder de uitschieters, de films die in elk beeld en in elke beweging uitstralen dat ze moeten bestaan én dat ze gezien moeten worden. Dat zijn de films die dit wereldpodium verdienen en ook echt nodig hebben. Titane, de terechte winnaar van de Gouden Palm, is zo’n film, een overweldigende ervaring die in een compacte speelduur grenzen van genres, verhalen, lichamen en identiteiten opzoekt. En de Israëlische filmmaker Nadav Lapid kwam met een nog veel rauwere film die de rest van de programmering op scherp stelde. Ahed’s Knee schreeuwt in het gezicht van iedereen die wegkijkt van het onrecht dat binnen en buiten Palestina plaatsvindt en sleept de hele culturele industrie van Israël er met de haren bij.

Schijnbaar buiten de wereld van politiek vond Apichatpong Weerasethakul de tijd en ruimte om film terug te brengen tot een nederig gebaar, een handreiking. Memoria, de eerste Engelstalige film van de Thaise regisseur, lijkt een ingetogen zoektocht naar menselijke connectie, maar onder het oppervlak van dit hoogtepunt van de slow cinema vinden verschuivingen plaats die de wereld van de film volledig op zijn kop zetten.

Een soortgelijke kijkervaring biedt Drive My Car, misschien wel de beste film van het festival. Zonder in clichés te vervallen weet de Japanse regisseur Ryusuke Hamaguchi in deze bewerking van Haruki Murakami’s gelijknamige korte verhaal voelbaar te maken wat het echt betekent om kunst, cultuur, literatuur, theater, films en verhalen nodig te hebben – niet alleen in het hier en nu, maar ook voor de rest van ons leven, om als opgedane ervaringen met ons mee te dragen.