Cannes 2021, blog 5

Voorbij le cinéma de papa?

Flag Day

De Filmkrant doet verslag van het 74e filmfestival van Cannes, waar verhalen over de gespannen relatie tussen ouder en kind symbool lijken te staan voor hoe filmische voorgangers dood worden gewenst om ze alsnog levend te houden.

Hoe zou Sean Penn zich na de premièrevertoning van zijn nieuwe speelfilm Flag Day hebben gevoeld? Zijn vorige Cannes-titel The Last Face (2016) was een van de grote flops in de geschiedenis van het festival en deze mislukte rentrée bewijst opnieuw dat de acteur als regisseur niets te zoeken heeft in de competitie van Cannes. In de persscreening werd het onzinnige familiedrama, over een man die zijn Amerikaanse Droom bij elkaar probeert te liegen, met hoongelach ontvangen.

We mogen Penn dankbaar zijn voor hilarische zinnen als: “Never trust a basterd born on Flag Day” en “Where are my GODDAMN Chopin records!?”, maar daarmee is het meeste wel gezegd over deze bijna niet serieus te nemen film. Flag Day is een onnodige revival van de neonoir uit de jaren negentig, met de pretentie — maar niet de inhoud — van een Terrence Malick-kloon. In de semi-poëtische voice-over reflecteert Jennifer Vogel (gespeeld door Penns dochter Dylan) op het tumultueuze leven van haar vader John, een ambitieuze man die diep in de schulden zit en daardoor zijn verantwoordelijkheden als voogd laat liggen. Het draait allemaal om de ondanks alles onbreekbare band tussen vader en dochter, wat een vervelende bijsmaak krijgt: hoewel Sean Penns personage vrijwel geheel afwezig is, draait Flag Day alsnog om de tragische vaderfiguur.

Onbedoeld biedt Flag Day zo wel een interessante thematische aanvulling op sterkere films op het festival. Films die niet alleen kijken naar de relatie tussen ouder en kind, maar zich ook bewust zijn van hoe ze zich tot eerdere films verhouden. Films die zich afzetten tegen le cinéma de papa, zoals dat werd genoemd door François Truffaut en andere kritische stemmen uit de Franse Nouvelle Vague.

Een van de meest vooruitstrevende en emancipatoire regisseurs die dit jaar tegen conventionele cinema ingaat is Julia Ducournau, wiens Raw in 2016 dé ontdekking van het festival was. Die kleine coming-of-age-film over seks, verlangen en kannibalisme draaide toen nog in een zijprogramma, de Semaine de la Critique. Met opvolger Titane (eind augustus in de Nederlandse bioscoop) verwierf Ducournau terecht een plek in de hoofdcompetitie. Ook hier draait het om de gespannen band tussen een vader en dochter, maar de focus ligt juist volledig bij de dochter, die trouwens gaandeweg de film transformeert in de zoon van weer een hele andere vader. Hoe dat gebeurt zullen we hier niet uitleggen, want het spannende aan Titane is hoe onvoorspelbaar en ongrijpbaar de film kan zijn. Ducournau combineert de vleselijkheid van Claire Denis (zie de sinistere sci-fi High Life of vampierfilm Trouble Every Day) met de technologische penetraties van David Cronenberg (zie ExistenZ en Crash) in een genre- én gender-bender die speelt met het complete spectrum van seksualiteit, geslacht en identiteit. Op psychologisch niveau speelt de film met ressentiment, schuld, nijd en verlangen, door te verbeelden hoe de band tussen ouder en kind is verbroken en de overlap tussen twee generaties zoek lijkt te zijn. Het excessieve geweld, het schaamteloze naakt — veel subversiever en geiler dan in de nieuwe Verhoeven — en de intense body horror zullen sommigen in het verkeerde keelgat schieten, maar Titane staat tenminste voor iets nieuws, iets urgents, iets van het nu en van de toekomst. De film kijkt vooruit, in plaats van weemoedig terug te blikken op een verleden waarin vaders nog het middelpunt van ons filmisch bewustzijn waren.

The French Dispatch

Zoals The French Dispatch (eind oktober in Nederland te zien) dat doet. Wes Andersons gedetailleerde en vermakelijke ode aan de intellectuele wereld van schrijvers, journalisten, vormgevers, redacteuren en andere tijdschriftmakers voert het overlijden van een vaderfiguur op als het einde van een tijdperk. Eigenlijk gaat elke film van Anderson over een bij elkaar geraapte familie, soms gebonden door bloed en soms door omstandigheden, met steeds een melancholisch vaderfiguur aan het hoofd. In The French Dispatch is dat (wederom) Bill Murray als Arthur Howitzer Jr., de hoofdredacteur van het tijdschrift The French Dispatch, een blad in de stijl van The New Yorker. Vanuit de fictieve Franse stad Ennui-sur-Blasé werpt het een blik op de werelden van cuisine, cultuur en politiek.

Andersons verhaal werkt als een Matroesjkapop: elk kort verhaal in deze omnibusfilm is een verfilming van een artikel dat voor het tijdschrift wordt geschreven. Al aan het begin van de film wordt duidelijk dat het een zwanenzang is voor Howitzer en co (de imposante cast bestaat verder uit onder andere Frances McDormand, Tilda Swinton, Timothée Chalamet, Léa Seydoux, Willem Dafoe en Saoirse Ronan). De hoofdredacteur van het blad zal namelijk overlijden. The French Dispatch publiceert tegelijk met zijn necrologie meteen ook haar afscheidsnummer.

Bergman Island

Mia Hansen-Løve speelt dit jaar met de schaduw die vaderfiguren van de cinema op de wereld van film werpen. In haar metadrama Bergman Island gaat een filmmakerskoppel (Tim Roth en Vicky Krieps) op residentie op het Zweedse eiland van Fårö, waar de legendarische regisseur Ingmar Bergman woonde en veel van zijn film maakte. Het stel hoopt dat een beetje van zijn genie in hun werk door zal sijpelen, maar komt erachter dat zijn sluimerende aanwezigheid hun eigen creatieve processen alleen maar in de weg zit. Het is een slimme knipoog naar de manier waarop we film herinneren en waarderen: we denken terug te verlangen naar de meesters die ons zijn voorgegaan, maar moeten soms ook onder ogen zien dat we zonder hen misschien wel veel verder komen. De grote ironie is natuurlijk dat ook Hansen-Løve nog steeds rijkelijk naar Bergmans films verwijst (onder meer Cries and Whispers, Wilde aardbeien en uiteraard Scènes uit een huwelijk komen voorbij). Onder Ingmar Bergman kom je niet uit op Fårö. Bergman Island is daarom net zozeer een verwerping als een omarming van de hardnekkige invloed van machtige mannen.

In Gaspar Noé’s Vortex, die komende vrijdagnacht de laatste film van het festival zal zijn, is de hoofdrol voor de Italiaanse giallo-regisseur Dario Argento. Films uit Argento’s oeuvre als Suspiria (1977), Deep Red (1975) en Inferno (1980) waren van grote invloed op het kleurrijke, broeierige en intense werk van Noé, die hier nu symbolisch afscheid lijkt te nemen van de meesters die hem voorgingen. Argento speelt, a la Haneke’s Amour (2012), een oude man die lijdt aan dementie en dus langzaam in zijn eigen lijf verdwijnt. Zal het staan voor het einde van een vorm van cinéma de papa — zoals The French Dispatch een zwanenzang voor een artistiek vaderfiguur toont — of wordt het eerder het doorgeven van het stokje aan een nieuwe generatie? Noé doet in ieder geval al zijn interviews over de film samen met Argento, dus op de complexe band tussen deze twee generaties komen we zeker nog terug.