Cannes 2014: Godard en Dolan

Mommy van Godard-bewonderaar Xavier Dolan

Jean-Luc Godard en Xavier Dolan, de oudste en de jongste regisseur in competitie in Cannes, leveren de meest radicale films af.

Misschien moeten we vanaf nu alleen nog maar gedichten voor Jean-Luc Godard schrijven. Geen recensies meer. Toen bekend werd dat hij in nieuwe film in competitie in Cannes had met de titel Adieu au langage, dacht ik dat hij na het ‘NO COMMENT’ aan het slot van Film Socialisme misschien een zwijgende film had gemaakt. En ik dacht aan Wittgensteins ‘Waarover je niet spreken kan, daarover moet je zwijgen’. En ik dacht vooral: hoe kan Godard, de meest talige en praatgrage van alle cineasten ooit zijn mond houden?

In zijn films dan. Want in Cannes schitterde hij op typisch Godardiaanse wijze door afwezigheid. Door een filmpje te sturen om zijn afwezigheid te verklaren.

Adieu au langage is in ieder geval een film die het gebruikelijke jargon van de filmkritiek overstijgt. Wat kan je erover zeggen? Dat de film een collage is, een eeuwige wederkeer? Dat hij in 3D is, een medium waar Godard vorig jaar mee begon te experimenteren toen zijn korte film Les trois désastres als onderdeel van het drieluik 3X3D in première ging in de Semaine de la Critique in Cannes? Maar Godardiaans 3D is natuurlijk geen gewoon 3D. In Les trois désastres was geen shot (zijn sinds Histoire(s) du cinéma gebruikelijke cut-up van toegeëigende taal- en beeldflarden) bedoeld om te imponeren. Maar zijn experimenten met 3D en 2D in hetzelfde beeld, om bijvoorbeeld de suggestie van hypertekst te wekken, zijn spel met diepte en scherpte en scherptediepte, kunnen nu als een voorstudie van Adieu au langage worden gezien.

Zelf zegt Godard het een stuk simpeler. Zijn film gaat, volgens het begeleidende boekje, over een man en een vrouw, ze ontmoeten elkaar, beminnen elkaar, ruziën, vechten, en er is een hond. Dat is — zo hebben we in Godards mopperende liefdesverklaring aan Cannes kunnen zien — zijn eigen hond. Zoals je kunt vermoeden dat de beelden van Zwitserse bossen en meren, en straten in de sneeuw, en misschien wel een deel van de interieurs in de film, de beelden zijn die Godard in het echte leven ook het meeste ziet.

Waar zou Godard aan denken als hij door dat bos loopt, als het het bos bij zijn huis is, en hij zijn hond uitlaat, als het zijn hond is? Als hij door het indiaantjesbos van zijn jeugd loopt, en zich herinnert dat de Chikawa-indianen de wereld ‘het bos’ noemen. Dat het sprookjesbos van de cinema een psychogram van ons visuele en virtuele onderbewuste is?

Zou hij het groen soms fel zien oplichten, zoals het doet in de film, een vervolg op de experimenten met gechromatiseerde beelden dat hij al in Eloge de l’amour (2001) begon? Kan het Godard trouwens iets schelen of iemand dat weet, dat hij in die film al met de verzadigde videokleuren en over elkaar geprojecteerde beelden speelde die sindsdien zijn handschrift zijn gaan kleuren?

Aan de ene kant roept Adieu om exegeten, die nu eens precies gaan uitzoeken welke citaten van wie — Solzjenitsin, Flaubert, Eluard, Dostojevski — Godard precies heeft gebruikt om zijn dialogen, voice-overs, zijn spel van verdronken stemmen te componeren. Is hij een omgevallen boekenkast? Een poseur die de woorden van anderen naar zijn hand zet? Of contextualiseert hij keer op keer dat kleine beetje wat hij van de wereld begrijpt en wil hij daar geen nieuwe woorden (en slechts een beperkt aantal beelden) aan toevoegen? Is dat niet een andere manier om Wittgenstein op te vatten? Spreekt Godard niet precies waar hij over weet, maar in een taal die tekort schiet, en daarom tegelijkertijd zo hermetisch, grappig, banaal, diepzinnig en irritant kan zijn?

Zo zijn er zoveel dingen te constateren en te beschrijven. Omcirkelende bewegingen om bij het genie van de film in de buurt te komen. Want geniaal is hij. Zo zien echte meesterwerken eruit. Films die je als toeschouwers in je hele wezen aanspreken. Films die zo mooi en ondoorgrondelijk zijn dat je er een tijdje mee door wilt brengen om ze beter te gaan begrijpen, maar waarvan je je ook realiseert dat je net zo goed iets anders kunt gaan doen, een eindje wandelen met een hond in het bos, omdat dat ook wel eens een vorm van filmkritiek zou kunnen blijken te zijn. Je wilt na afloop huilen, lachen, zuipen, praten, je hebt hem gezien met je hart, en gevoeld met je ogen en je hersenen zijn na afloop ‘gereboot’.

Those lacking imagination take refuge in reality‘, opent de film, en parafraseert Einstein.

Daarom vraagt de film aan de andere kant — alles is dialectiek bij Godard — om ervaren. Beelden van zwemmers in slow motion lijken op beelden van drenkelingen. In zwart-wit lijkt de lucht op vuur. De fel oplichtende klaprozen branden door het beeld. De vrouw zegt: “I talk about equality and each time you talk about poop.” Monet zei: “We moeten niet schilderen wat we zien, want we zien niets, daarom moet je schilderen wat je niet ziet.” Beschrijving en betekenis zijn slechts een voorstadium van wat de film is. Hij is niet alleen een adieu aan de taal, maar ook een adieu aan het denken, om daarvoor in de plaats een begrijpend weten voor te stellen.

Godard is radicaal als je wilt dat hij radicaal is.

Die radicaliteit zie je ook terug in Mommy van Xavier Dolan, Godard-bewonderaar, die zijn film op dezelfde dag in première mocht laten gaan. Dolan keert terug naar het thema van zijn eerste film J’ai tué ma mère (2009) en onderzoekt weer de verhouding tussen een moeder en een zoon, maar nu extremer, omdat er minder woede in zit, maar meer wanhoop en liefde. Moeder en zoon hebben beiden een vorm van ADHD, en de vorm van het beeld, het merendeel van de tijd niet breder dan een verticale selfie weerspiegelt hun claustrofobische wereld, waarin een overdaad aan impulsen hun horizon beperkt en vertroebelt. Dolan kreeg net als Godard eerder voor een geweldig 3D-effect waarin hij het 3D-beeld openbrak, een open doekje voor het moment waarop hoofdpersoon Steve in een zeldzaam moment van rust en geluk als een gordijn de wereld openschuift en zijn blik weer kan verbreden.

Los van alles waar de film over gaat, over implosie en explosie, over moeders en zonen, gaat de film vooral over de vraag hoe aangepast je eigenlijk moet zijn. Gesitueerd in de nabije toekomst hangt er een dreiging over de gebeurtenissen, die veel verder gaat dan het thema van ADHD en de medicalisering van iedereen die ‘anders’ is.

Dolan is niet bang voor emoties, net zomin als Godard bang voor het intellect is. Hun overgave, en hun trouw aan film als het medium om zich in uit te drukken is wat je als toeschouwer herkent. Met hoofd en hart. Met kop en kont.