Berlinale 2023, blog 4

Oud, fout of ongezien? 

The Fifth Thoracic Vertebra

Aan de zijlijn van de Berlinale dook de Woche der Kritik in de onzekere staat van de Midnight Movie en wees op het radicale potentieel van vergeten en onderbelichte films.

Filmfestivals als de Berlinale dienen als springplank voor nieuwe films. Het draait er vooral om de wereldpremières die onmiddellijk bekeken, bekritiseerd, geschift en verwerkt worden. Ze krijgen hun plekje toegewezen in het ecosysteem van de hedendaagse film.

Succesvolle films krijgen een leven na het festival, de minder succesvolle films sterven een stille(re) dood. Jury’s, critici, programmeurs, sales agents en andere spelers in de industrie, het publiek: iedereen is hier een tandwiel in deze grote sorteermachine. Direct wordt hier duidelijk hoe sommige films na het festival op zegetocht gaan en anderen in de vergetelheid raken.

Typisch dus dat het altijd aangenaam eigenwijze parallel-festival Woche der Kritik — waar we al vaker lovend, maar met de nodige kanttekeningen over hebben geschreven — afgelopen zaterdag in het teken stond van cinematische reanimatie. Onder de titel Midnight Metabolism werd een ambitieuze triple bill gepresenteerd van drie speelfilms die onder het label Midnight Movies zouden kunnen vallen. Nichefilms dus, ergens tussen cult, kunst en punk, die zich meer thuis voelen in het alternatieve undergroundcircuit van weleer dan op het wereldtoneel van de Berlinale. Een uitstervend ras van films zou je ook kunnen zeggen, want de klassieke Midnight Movies zoals we die kennen (denk aan films als Eraserhead, Pink Flamingos of El Topo) worden amper nog gemaakt.

Van Barbarian Sound Studio tot Midsommar, er zijn genoeg films die zich expliciet laten beïnvloeden door dit type subversieve cinema, maar meestal missen die films de edge en het outsider art-gevoel die hun inspiratiebronnen nog wel in zich hadden. Ook de Midnight Movie lijdt  aan gentrificatie. Er zijn amper nog filmtheaters met subversieve programmering en als genre-kijkers nemen we maar al te vaak genoegen met pastiche-verwijzingen naar eerdere, betere werken. Zo doemt de vraag op: worden er nog wel echte Midnight Movies gemaakt en zo ja, waar kun je die dan zien? In de hoofdcompetities van de Berlinale en andere prestigieuze festivals zie je ze zelden en bij streamingdiensten mis je de gemeenschappelijke ervaring van je samen wagen aan een avontuurlijke film. Zo lijkt de Midnight Movie dus een afgesloten pad in het filmlandschap te zijn.

Hulde aan de programmeurs van Woche der Kritik dat ze hun thuishaven in de Hackische Hofe Kino openstelden voor een gewaagd programma, waarin de onzekere staat van de Midnight Movie uitgebreid onderzocht werd. De organisatoren verdienen nog meer lof voor de veelzijdigheid in de programmering, die ver voorbij de bekende clichés van de Midnight Movie durfde te kijken, om misschien op een nieuwe definitie te komen van wat zo’n soort film tegenwoordig kan inhouden. Vooral het vertonen van Stephen Sayadian’s Café Flesh — het ultieme werk uit het gouden tijdperk van de pornofilm — tegenover twee hedendaagse films was een gouden greep, omdat het allerlei vragen opriep over vanuit welk historisch perspectief we deze films bekijken. Is Café Flesh vergeleken met Mission to Mars (Amat Vallmajor del Pozo) en The Fifth Thoracic Vertebra (Syeyoung Park) een reliek uit het verleden of staan deze films, oud en nieuw, voor een continuïteit in hun rebelse, tegendraadse modus operandi?

Mission to Mars

Criticus en curator Daniel Bird werkt aan de restauratie van Sayadians meesterwerk en kwam in zijn beknopte inleiding met de meest inspirerende woorden van de avond: “Cafe Flesh is een oude film, maar jong van geest.” En inderdaad, veertig jaar na zijn release voelt de film nog even radicaal en transgressief aan. Bijna geen enkele film is zo heerlijk verknipt, kinky en avontuurlijk als Café Flesh, dus je moet het de curatoren haast wel vergeven dat de hedendaagse opvolgers in hun programma wat braver aanvoelden. En toch was dat contrast fijn, omdat het een poging was om de definitie van de Midnight Movie op te rekken.

Mission to Mars is een charmante, maar iets te lome lo-fi post-apocalyptische roadmovie over een archeoloog die onderzoek doet naar een meteorietinslag op Mars. Met huis- tuin- en keukenmiddelen probeert hij vanuit Spanje vast te stellen of de inslag ernstig is, maar giftige gassen in Baskenland dwingen hem op zijn eigen rampkoers naar het hart van Spanje. Geschoten op 16mm Kodak-film in zwart-wit en met een punky soundtrack en luchtig narratief voelde Mission to Mars net zoals de missie van de archeoloog: onwaarschijnlijk, handgemaakt, geïmproviseerd. Maar onder die losheid en rauwheid schuilt een interessante politieke kritiek op een verloren generatie in het gemarginaliseerde Baskenland.

Tijdens het late nagesprek na de triple bill merkte criticus en Fantômas-redacteur Inge Coolsaet op dat alle drie de films sterke politieke invalshoeken hadden en dat het misschien wel een essentiële dimensie is van de Midnight Movie om te dienen als vehikel voor maatschappelijk commentaar. Want als de films zich buiten de status quo van de cinema begeven, dan doen ze dat om vanuit die marges de gebreken van het systeem aan te wijzen. Zowel in vorm als inhoud.

De Zuid-Koreaanse afsluiter The Fifth Thoracic Vertebra deed dat aan de hand van een matras, waar aan het begin van de film een schimmel in kruipt. Als een soort The Last of Us in het klein groeit die onopgemerkte schimmel in het matras uit tot een entiteit met een eigen bewustzijn. Het is een tragische en absurde body horror, die met intens sound design en unheimische digitale cinematografie het huiselijke omtovert tot een politieke arena, waarin relaties tussen man en vrouw, rijk en arm en tussen Noord- en Zuid-Korea worden uitgevochten.

Het nagesprek riep vooral vragen op over welke ruimtes er binnen de filmwereld nog zijn om deze films het podium te geven dat ze verdienen. Is de Midnight Movie inmiddels meer geschikt voor de kunstwereld en de galerie, of moeten programmeurs van filmtheaters en filmfestival hun filmdoeken vaker inzetten voor films die over grenzen durven gaan? En wat doen we vervolgens met dat grote reservoir aan vergeten films die ook vandaag nog relevant, urgent en radicaal kunnen zijn? Daniel Bird greep terug naar een uitspraak van Peter Bogdanovich: “Er zijn eigenlijk geen ‘oude’ film — er zijn alleen films die je hebt gezien en films die je nog niet hebt gezien.” De vraag blijft: wie neemt het op zich om die onterecht ongezien gebleven films een platform te geven?