Berlinale 2023, blog 10

Of maak ik het nu alleen maar erger?

Talk to Me

Soms twijfel ik of ik als recensent bepaalde dingen wel moet zeggen. Is het verhelderend om misstappen te benoemen? Het doorbreken van stereotypen toe te juichen? Vooroordelen te erkennen? Of maak ik het zo alleen maar erger?

Een collega maakte zich boos over de content warning aan het begin van de Werner Herzog-tentoonstelling, die momenteel te zien is in de Berlijnse Kinemathek. Dat daar werd gewaarschuwd voor schokkende en verouderde representaties vond hij een belediging van de tachtigjarige filmmaker en betutteling van de bezoekers.

Content warning Werner Herzog-tentoonstelling, Kinemathek Berlijn 2023. Foto: KEES Driessen

‘De vertolkingen van leden van oorspronkelijke volkeren en mensen met beperkingen voldoen niet altijd aan hedendaagse criteria’, stond er bijvoorbeeld. Waarbij verderop specifieke vraagtekens werden geplaatst bij de rol van kleine mensen in Herzogs wonderlijke Auch Zwerge haben klein angefangen (1970).

Ik vind de discussie over content warnings zinvol en ben zeker niet bij voorbaat tegen. Mij bekroop een andere gedachte: wat als het benoemen van de problematische weergave het juist erger maakt? Zou je, door de aandacht erop te vestigen, mensen niet juist op ideeën kunnen brengen? Stel dat mensen de representatie zelf niet als problematisch zien – dan ben jij dus degene die die clichés en stereotyperingen nodeloos heeft herhaald.

Neem de openingsfilm, She Came to Me. In ons Berlinale-blog daarover wordt opgemerkt dat de geringe lengte van hoofdrolspeler Peter Dinklage nu eens eindelijk helemaal geen rol speelt. Waarmee we er dus toch weer de aandacht op vestigen. En Dinklage dus toch weer de ‘kleine man’ is.

Maar: de andere personages in She Came to Me worden door het script juist heel erg in hun rol als vrouw of Zwarte persoon geduwd – als je dat in een recensie wilt hekelen, ontkom je er bijna niet aan op te merken dat de behandeling van Dinklage daarbij positief afsteekt.

In de praktijk komt het erop neer dat het doorbreken van stereotypen vermeldenswaard is – ook als service aan een publiek dat daarnaar op zoek is. Paradoxaal genoeg benoem je dus datgene waarvan je het mooi vindt dat het niet benoemd wordt. Maar het moet ook een keer ophouden. Ik weet nog hoe lang artikelen over de milieubeweging bleven beginnen met dat het ‘allang niet meer alleen geitenwollensokken-types’ waren – als dat allang niet meer zo is, houd er dan over op. De constatering is vast positief bedoeld, maar zo maak je het alleen maar erger.

In filmtermen zou dat hetzelfde zijn als zeggen dat het natuurlijk een cliché is dat Duitsers geen gevoel voor humor zouden hebben, in een bespreking van Loriots große Trickfilmrevue – waarin overigens een sketch voorbijkomt over de moeizame export van Duitse humor. Wat dan dus weer grappig is, QED.

Maar het blijven inschattingen, natuurlijk. Dat in Sacha Polaks Silver Haze de zijdelingse bekering van de zus van de hoofdpersoon tot de islam, vanwege haar nieuwe islamitische vriend, zo weinig stof doet opwaaien in het verhaal dat de meeste recensies het niet eens noemen, vind ik zelf dan juist weer noemenswaardig. Maar dat een recensie van Talk to Me in Indiewire vermeldt dat de hoofdrolspeler een Zwarte vrouw is, zonder dat dat gegeven in het verhaal een rol speelt, is dan weer een faux pas – zeker omdat Indiewire van geen enkel Wit personage de kleur noemt.

Au cimetière de la pellicule

Maar dan moet ik ook de hand in eigen boezem steken en opbiechten dat ik in een bespreking van de (ontzettend leuke) documentaire Au cimetière de la pellicule wel de naam van een Witte Franse academicus heb genoemd, maar van geen enkele Zwarte Guinese gesprekspartner van de Guinese regisseur Thierno Souleymane Diallo de naam vermeldde. Nu stonden die namen er in de film ook niet bij en was die Franse gemakkelijker te achterhalen, maar toch.

En als ik opmerk dat Makoto Shinkai terecht de titel ‘nieuwe Miyazaki’ afwijst, heb ik die vergelijking natuurlijk ondertussen ook weer gemaakt. En als je, zoals veel critici deden, een heel stuk schrijft over hoe Sean Penn in zijn oorlogsdocumentaire Superpower zichzelf meer aandacht geeft dan Oekraïne – dan doe je dus feitelijk hetzelfde. Net zoals – eigen boezem – wanneer ik schrijf over hoe de vorm van In Ukraine de inhoud in de weg dreigt te zitten.

Allensworth

Soms is de vraag: wie ben ik om dit te zeggen? Ik vond de momenten waarop tekst voorbijkwam in James Bennings grotendeels zwijgende documentaire Allensworth (in de vorm van vertolkingen van de Zwarte ervaring in songs van Nina Simone en Lead Belly en gedichten van Lucille Clifton) de meditatieve sfeer verstoren – of wil ik als Witte middelbare man de beschuldigende Zwarte stemmen niet horen? Ik voelde ongemak bij hoe aan het begin van Mutt een trans lichaam door de camera bestudeerd wordt. Maar als trans regisseur Vuk Lungulov-Klotz, trans hoofdrolspeler Lío Mehiel en een joelende en juichende zaal vol met, vermoed ik, mensen uit de Berlijnse trans en queer scene het geweldig vinden – wie ben ik dan om zo’n kanttekening te maken, als cis man? Erger: creëer ik dan niet juist bij de kijker, door zoiets op te schrijven, een ongemak dat er helemaal niet is?

Want wat je schrijft, beïnvloedt ook weer hoe mensen er vervolgens naar kijken. Als ik mensen vertel dat het Berlinale-filmpje, dat aan elke vertoning voorafgaat, eindigt met wat eruitziet als een golden shower over het publiek, kunnen ze dat daarna niet meer niet zien (sorry nog). Net zoals mijn interpretatie van Shinkai’s anime Suzume als een seksuele metafoor moeilijk uit je hoofd te zetten is als je eenmaal op die gedachte bent gebracht (sorry).

Art College 1994

Maar het kan ook subtieler: als ik de paar momenten benoem waarop de animatie in Liu Jians geweldige Art College 1994 tekortschiet – vergroot ik daarmee dan niet het effect van die momenten op mensen die het anders misschien niet eens zou zijn opgevallen?

De openingsconferentie van het onafhankelijke parallelprogramma Woche der Kritik had als thema ‘Cinema of Care’. Een mooie term, die in opkomst is en waar veel over te zeggen valt (zie ook onze blog over Garrel, Hong en Benning). Maar in deze context is de vraag: kunnen je zorgen, je bezorgdheid, je zorgzaamheid ook averechts werken?

En met deze blog doe ik het natuurlijk ook weer allemaal – met het metaniveau als excuus. Is het daarmee verhelderend? Of maak ik het zo, voor alle genoemde voorbeelden, toch weer alleen maar erger?