Berlinale 2023, blog 9

Milde meesterwerkjes

Le grand chariot

Het is een onverwacht genot om op de 73e Berlinale te zien hoe geweldige regisseurs met zachtaardiger en liever werk kwamen dan we van ze gewend zijn. Het voelt hoopvol en troostend dat ook oude meesters als Philippe Garrel, Hong Sang-soo en James Benning met mildheid naar hun werk kunnen kijken. Wie weet is het een voorbode voor een tijd waarin we meer nadenken over hoe cinema ook een vorm van zorg kan uitdragen.

Natuurlijk, mildheid komt met de jaren. En tijdens de pandemie zijn we misschien ook allemaal wat liever voor onszelf geweest. Toch was het een aangename verrassing dat meerdere gevestigde filmauteurs op deze editie van Berlinale zachtaardiger werk presenteerden dan we van ze gewend waren. Het sluit in zekere zin aan bij het thema waar de parallel aan de Berlinale gehouden Woche der Kritik dit jaar haar programma mee opende: ‘Cinema of Care’.

Filmfestivals kunnen uitputtend, overweldigend en emotioneel slopend zijn. Juist in die context is het troostend om in de vertrouwde handen van een meester van het vak te zijn, die op het doek worstelt met hoe film ook een zorgzaam proces kan zijn. Cinema als zalf voor de ziel.

Zoals in Le grand chariot van Philippe Garrel, wat mij betreft de beste film van dit festival. De Franse regisseur, ooit een spin in het web van de Nouvelle Vague, raakte de afgelopen decennia een beetje uit de mode. Toch zijn zijn vier meest recente films (La jalousie, L’ombre des femmes, L’amant d’un jour en Le sel des larmes) fantastische zwart-witfilms over stuurloze mannen (en soms vrouwen) die vreemdgaan, fouten maken en een rommel van hun leven maken.

Omdat die films eigenlijk allemaal zo’n beetje hetzelfde verhaal vertellen, is het makkelijk ze af te doen als inwisselbaar. Maar daarmee doe je deze kleine meesterwerkjes tekort. Films als die van Garrel zijn het equivalent van de werken van een belangrijke schilder: het zijn variaties op een thema, en de producten van een diepgravend onderzoek naar een overkoepelend verhaal.

Garrel maakt behoorlijk tragische films, omdat zijn personages zich vaak laten leiden door onbetrouwbare emotionele impulsen. Tegelijkertijd zijn het zeer persoonlijke en intieme werken, waar veel autobiografische elementen van Garrels leven in terugkomen. Zijn films gaan over de overweldigende kracht van de liefde en de onvoorspelbaarheid van het leven. Over hoe wie je denkt te zijn kan verdampen in de intense en ontwapenende blik van een ander.

Zijn nieuwe film Le grand chariot bouwt voort op deze fascinaties, maar is ook een bijna radicale nieuwe stap voor de 74-jarige regisseur. Natuurlijk is er weer een man, dit keer een armzalige kunstenaar, die finaal de mist ingaat. Eerst verlaat hij de moeder van zijn pasgeboren kind voor een veel jongere vrouw, om vervolgens zijn leven met zijn nieuwe geliefde te vernietigen door zich te verliezen in zijn onsuccesvolle carrière als schilder. Maar tegenover dit gefrustreerde personage zet Garrel ook dingen die zijn films lange tijd niet hadden: liefde, warmte, gemeenschap en kleur.

Le grand chariot is een prachtige kleurenfilm over de familie als bakermat, een idee dat versterkt wordt doordat de kinderen van de regisseur (Louis Garrel, Esther Garrel en Lena Garrel) de hoofdrollen in deze ensemblefilm spelen. De beeldschone acteurs spelen het kroost van een gevierde poppentheatermaker die vrij onverwachts komt te overlijden. Zonder de verbindende factor van hun geliefde vader moeten alle individuen in deze artistieke familie hun rol opnieuw vinden, wat verrassende nieuwe paden in hun levens crëert. De misère van die gefaalde schilder contrasteert aangenaam met de sterke sociale banden die deze versplinterende familie alsnog bij elkaar houden. Je kan je voorstellen dat Garrel de film ook maakte als een soort speculatieve fictie: een troostend what if-scenario, waarin zijn kinderen betere versies van zichzelf worden als hij er niet meer is. Die mildheid is ontroerend en maakt het tedere Le grand chariot een ideale instapfilm voor wie Garrel uit het oog verloren was.

Allensworth

Een soortgelijk gevoel bekroop me bij het zien van James Bennings Allensworth: ook dit is een best geschikte kennismaking met het voor velen imponerende oeuvre van deze icoon van de non-fictiefilm. Benning staat bekend om zijn compromisloze werken, vaak gemaakt met een what you see is what you get-filosofie: 13 Lakes (2004) bevat dertien statische shots van dertien meren in Amerika; Ten Skies (2004) toont tien shots van wolkenvelden in de lucht; RR (2007), ofwel Railroad, bestaat uit 43 statische shots van treinen die door een landschap tuffen; enzovoort. Op een bepaalde manier zijn het de eerlijkste en meest inzichtsvolle films over Noord-Amerika die er zijn, omdat ze je uitnodigen om de transparante beelden volledig tot je te nemen. Zijn films gaan over het verleggen van je focus, over het observeren van de vergezichten of juist van de kleinste details in het beeld, om met je eigen observaties en associaties de non-narratieve films op te vullen.

Er ligt dus veel verantwoordelijkheid bij het publiek tijdens het kijken van een Benning. Dat geldt ook voor Allensworth, voornamelijk opgebouwd uit shots van gebouwen in Allensworth, California. Dit was ooit de eerste gemeente die volledig door zwarte Amerikanen werd bestuurd en bewoond. Het is typisch Benning om die geschiedenis te benaderen via statische shots van de façades van gebouwen. Maar voor het eerst ooit reikt de regisseur zijn kijkers een hulpmiddel toe, in de vorm van non-diëgetische muziek. Nummers van Nina Simone en Huddie William Ledbetter staan in de geluidslaag stil bij de historische betekenis van deze inmiddels onbewoonde gemeente.

Slechts één shot werd binnen gedraaid. Daarin draagt een vrouw voor de camera poëzie van Lucille Clifton voor, gehuld in een reproductie van de jurk die mensenrechtenactivist Elizabeth Eckford droeg op haar eerste schooldag op de gesegregeerde Little Rock Central High School in Arkansas. Met deze bedachtzame film, waarin Benning bewust breekt met zijn eigen conventies, heeft de regisseur eigenlijk een openluchtmuseum gemaakt van het vergeten Allensworth en de voormalige bewoners. Deze film is het equivalent van de plakaatjes die je normaal gesproken naast een kunstwerk zou lezen, een poging om de geschiedenis van een plek uit de doeken te doen via de huidige staat ervan.

In Water

Net als Benning is ook de Zuid-Koreaanse regisseur Hong Sang-soo niet weg te denken uit Berlijn; vrijwel ieder jaar is hier een nieuwe film van hem te zien. Zijn nieuwste, het dromerige In Water, zit nu eens niet in de hoofdcompetitie, maar in de nog relatief jonge Encounters-sectie – op dit moment eigenlijk het meest interessante programma-onderdeel van het festival. Dat In Water de hoofdcompetitie niet haalde, is logisch, want het is een kleine film. Zelfs voor Hongs doen, die altijd al microfilms maakt over ongemakkelijke sociale relaties in deze complexe wereld.

Net als Garrel kiest Hong voor het eerst in lange tijd weer voor kleur, voor dit verhaal over een jonge amateurregisseur. Samen met een acteur en een cameraman zit hij in de voorbereidingen voor een semi-geïmproviseerde film, te draaien op een toeristisch eiland aan de kust. Maar interessanter dan het gebruik van kleur is dat Hong (die zijn films eigenhandig schrijft, regisseert, filmt en monteert en ook de filmmuziek componeert) de volledige film opbouwt met onscherpe shots.

Die ongefocuste beelden, geschoten met een relatief goedkope digitale camera, leveren een intrigerende waas van pixels. Je kan wel de handeling van de personages zien, maar de gezichten van de acteurs vervagen te veel om ze af te lezen. Het verlegt de focus naar hun lichaamstaal en naar Hongs minimalistische maar effectieve mise-en-scène. Soms lijkt het alsof je door een aquarium naar de film kijkt. Bepaalde shots evenaren zelfs impressionistische schilderijen door de manieren waarop de onscherpe pixels over het scherm dansen en interacteren met de opgevoerde kleuren. De laatste tien minuten van de film, waarin de onervaren regisseur eindelijk zijn film opneemt en het middaglicht flikkert op de rimpels van de golven aan het strand, behoren tot het mooiste wat Hong ooit heeft geschoten.

In een Q&A na afloop van In Water werd natuurlijk gevraagd waarom Hong voor die wazige beelden had gekozen. Zijn antwoord belichaamde precies hoe een Cinema van Zorg eruit kan zien, ook voor de maker zelf. “Misschien is het omdat mijn eigen zicht achteruitgaat”, verklaarde de productieve Zuid-Koreaanse regisseur. “Ik ben klaar met scherp beeld.”