Freeze Frame #10
Le feu follet en Oslo, 31. august
Regisseur Shady El-Hamus (De libi) brengt maandelijks een ode aan een bijzondere filmscène. Deze keer: twee momenten in Le feu follet en Oslo 31. august.
Het is dezelfde scène en toch ook niet. De verschillen zijn vooral praktisch – taal, plaats, tijd – en de overeenkomsten allesoverstijgend. Twee jonge mannen zitten in een café, de één in Parijs in 1963, de ander in Oslo in 2011. Beiden observeren in stilte de wereld om hen heen, een wereld waar ze geen onderdeel meer van lijken te zijn. Twee films, twee scènes, één overkoepelende emotie: eenzaamheid.
Le feu follet van Louis Malle is gebaseerd op het gelijknamige boek uit 1931 van Pierre Drieu La Rochelle. De Noorse regisseur Joachim Trier baseerde zijn tweede speelfilm Oslo, 31. august op dezelfde roman over een verslaafde en depressieve jongeman die zichzelf van de wereld heeft buitengesloten en niet meer inziet waarom hij door zal leven.
In Parijs worstelt Alain met een alcoholverslaving. Hij is een getalenteerde maar depressieve schrijver. Alain is opgenomen in een kliniek en ziet geen uitweg meer. Alles is donker, alles is verloren. Voor hij een einde aan zijn leven maakt, bezoekt hij een paar oude vrienden in de hoop overtuigd te worden van enige schoonheid of op zijn minst gezien te worden.
In Oslo worstelt Anders met een heroïneverslaving. Wat ooit begon als recreatief drugsgebruik op feestjes liep uit op een eenzame wurggreep. Ook Anders zit in een kliniek en ook hij ziet geen uitweg – in de openingsscène probeert hij zichzelf met zware stenen te verdrinken in een meer, tevergeefs. Op zijn verlofdag gaat hij de stad in, langs oude vrienden en bekenden. Hij dwaalt, en zoekt, net als Alain zesenveertig jaar eerder, naar een reden het niet later die dag opnieuw te proberen.
Geen van beiden mannen vindt die reden. Ze zijn als het ware al aan de oversteek begonnen en niemand roept hen terug. De eenzaamheid en verdoemenis heeft zich al dusdanig in hen genesteld dat hun ogen ervan overlopen. Behalve wij als kijker is er helaas niemand die dat lijkt te zien. Het is een krachtig dramatisch verschijnsel – de hele film lang hoop je zo dat ze niet opgeven, dat iemand ze weet te raken en wakker weet te schudden uit hun boze droom. Tevergeefs.
Beide filmmakers weten in de caféscène de essentie te vangen, ieder op hun eigen manier. Alain en Anders zitten te midden van medemensen, met hun alledaagse levens vol plannen en toekomstdromen. Alain ziet jonge mensen langslopen met licht en lust in hun ogen, terwijl de pianomuziek van Debussy de emotie in zijn ogen ondersteunt. Joachim Trier gebruikt geen muziek maar speelt eveneens met het geluid – we schieten van het ene naar het andere gesprek aan de tafeltjes om Anders heen. Hij hoort tienermeisjes een lijstje maken van wat ze allemaal nog zouden willen in het leven – bungeejumpen bijvoorbeeld, en ooit een gezinnetje, een huis, een hond. Het contrast kan haast niet groter – de mensen om deze twee jonge mannen heen gaan volle vaart vooruit, terwijl zij zelf op het punt staan om alles uit hun handen te laten vallen.
Anders vraagt niet uit zichzelf om hulp, Alain evenmin, en uiteindelijk blijken ze beiden niet te redden. Ze werden door niemand wakkergeschud omdat niemand hen echt zag. Eenzaamheid is van alle tijden en alle steden. Niet alleen in Parijs en Oslo, maar overal ter wereld zitten mannen en vrouwen in cafés, te midden van hun medemensen, verloren, te wachten op contact. Ze zullen er niet altijd hardop om vragen, maar hun blikken spreken boekdelen.