Teledoc Campus 2025
Plastic dromen
Teledoc Campus biedt opnieuw jonge filmmakers de mogelijkheid om zich te ontwikkelen. De documentaires van een klein half uur zijn vanaf 29 september wekelijks te zien, met als opvallende rode draad hoe mensen worstelen met verwachtingen – die van anderen, maar vooral die van henzelf.
“Mensen praten er pas over als het niet meer gaat”, zegt psycholoog Marcia in de korte documentaire Zorgdragers. “De enigen die praten over kwetsbaarheid zijn de mensen die omvallen, en daar wil je niet bij horen.” En dus praatte zij zelf ook niet over de mentale valkuilen waar ze soms in liep – ook al had ze als psycholoog beter kunnen weten, zegt ze achteraf.
Hoe mensen vast kunnen lopen in verwachtingen – die van anderen, maar vooral ook de druk die zij zichzelf opleggen – is een terugkerend thema in de reeks van negen korte documentaires gemaakt onder de vlag van Teledoc Campus 2025. Sinds 2013 biedt dit initiatief, een samenwerking van Cobo, het Nederlands Filmfonds en het NPO-fonds, beginnende regisseurs en producenten de kans om meters te maken met een documentaire van 25 minuten.
“Kwaliteitsdocumentaires met een cinematografisch en onconventioneel karakter”, daarop wordt volgens de organisaties gemikt, ook al wringt dat natuurlijk enigszins met het dwingende format van 25 minuten. Maar toch: geen van de negen films die dit jaar vertoond worden, is simpelweg een reportage.
Zorgdragers komt daar weliswaar in vorm vrij dichtbij, maar morrelt toch aan de geijkte vorm doordat maker Juliette Dominicus (die samen met Sven Peetom al de documentaires Indisch zwijgen (2022) en Tussen wal en schip (2024) maakte) ook de zus is van hoofdpersonage Marcia. Het maakt de talking head interviews net dat stukje intiemer. Maar zorgt er omgekeerd ook voor dat het grotere onderwerp – het mentale welzijn van zorgverleners – soms wat ver naar de achtergrond schuift.
Die worsteling tussen het particuliere en het maatschappelijke, tussen het persoonlijke verhaal van een individu dat wordt geportretteerd en de grotere sociale thema’s waar dat verhaal aan raakt, speelt bij alle films in de reeks behalve We, the Clean, waarover zo meer. In de best gelukte films uit de selectie versterken die twee lijnen elkaar.

Zoals in Water tussen ons van Faydim Ramshe. Net als Dominicus volgt Ramshe in de film een familielid: haar moeder Farèn. Die vluchtte na een scheiding uit haar geboorteland Iran naar Nederland, maar moest haar dochter destijds achterlaten. Pas vele jaren later zagen de twee elkaar weer, toen Faydim op haar vijftiende ook naar Nederland kwam. Die moeizame familiegeschiedenis (waarop Ramshe ook al reflecteerde in haar Filmacademie-afstudeerfilm Yalda: de langste nacht) speelt vooral in de achtergrond mee in Water tussen ons, waarin we zien hoe Farèn in haar restaurant in Maastricht een soort moederrol aanneemt voor haar werknemers, veelal jonge vrouwelijke migranten. Via de zwemlessen die voormalig zwemkampioen Farèn aan deze jonge vrouwen geeft, krijgt de thematiek van het hoofd boven water houden op natuurlijke wijze een visuele invulling.
Soms slaat de balans te ver door naar het grote verhaal, zoals in Vagevuur van Pieter Genee. Dat begint als een portret van Salem, een Marokkaanse twintiger die in Oekraïne studeerde toen Rusland het land binnenviel en naar Nederland vluchtte. Hier belandt hij als zogenoemde derdelander in een tussenwereld, waarin zijn leven plotseling tot stilstand komt. Maar in de tweede helft van de film drijft Vagevuur, deels noodgedwongen, weg van Salem en doet Genee een grote greep naar een commentaar op de geopolitiek van hedendaags Europa, onder meer via een door hemzelf (om onduidelijke redenen in het Engels) ingesproken voice-over. Maar daarvoor is 25 minuten simpelweg te kort. Ondanks rake observaties blijft de kritiek hangen in abstracties.

In andere films neemt het portret juist de overhand, wat alsnog mooi intieme verhalen kan opleveren. In Alles wat boven komt volgt Marte Bosma twee hoofdpersonen die in een rolstoel zitten en zich voorbereiden op de HandbikeBattle, een zware beklimming in de Oostenrijkse bergen op een met armkracht voortgedreven fiets. De revalidatie van Jeroen is vers, hij moet aan veel nog wennen, is ook meer geneigd om te denken dat hij het niet kan; Jaklien is al wat verder in het proces en laat zich sowieso geen nee verkopen. Maar allebei gaan ze die berg op, en daarna ook weer af, met bijna 70 kilometer per uur in het geval van snelheidsduivel Jaklien.
Sophie van Bree portretteert in Als de zee de 25-jarige Kim, die leeft met een constante stroom van dwanggedachten. Na een poging tot suïcide (de film opent indringend met haar 112-gesprek terwijl ze aan zee staat) bracht ze een jaar door in crisisopvang. Van Bree volgt haar tijdens een surftraject voor jongeren met mentale problemen, waarmee ze juist door te leren om in de zee de controle los te laten hopelijk meer controle over haar eigen leven krijgt. Maar ze twijfelt of ze er klaar voor is: “Ik ben bang dat het goed kan gaan. Als ik de rol van patiënt verlies, wat blijft er dan over?” Maar zoals Kim op het surfboard dobbert, zo blijft ook Als de zee na die aangrijpende openingsscène wat aan het oppervlak.

In Tiktok ravers van Rogier Mulder volgt de vorm juist zeer doelbewust de inhoud: dit portret van “techno content creators” Jim en Roos, twee twintigers die enige bekendheid genieten door de online video’s die ze maken tijdens technofeesten, duikt diep in de tomeloze energie van de scene. De film springt aanstekelijk van de hak op de tak, van feest naar sportschool naar kater, met flarden animatie waar de camera’s niet mee de dansvloer op mogen. En ondertussen weet de film in de loop van een lange feestnacht toch ook nét een beetje achter de dikke-zonnebril-bravado van Jim en de korte-rokjes-losbollerigheid van Roos te kijken.
Ook Plastic dromen van Max Ploeg drijft voornamelijk op de kracht van een goed gekozen hoofdpersoon. Ploeg nam al deel aan Teledoc Campus 2022 met Held op papier, een droogkomisch portret van een Lucky Luke-imitator. Nu levert hij opnieuw de grappigste van de negen films, dankzij opnieuw een markant figuur: de 23-jarige kunstenaar Pablo Cantatore. Die heeft geen tekort aan ambities: met een door hem ontworpen vuilnisbak voor statiegeldflessen en -blikjes wil hij niet alleen zwerfafval verminderen, maar ook daklozen een menswaardiger bestaan bieden – omdat ze niet meer door het vuilnis hoeven te graaien naar grijpstuivers opleverend materiaal. Zijn idee neemt zowaar een grote vlucht, maar juist dan beginnen de problemen: idealisme botst op het grote geld, het ondernemen op de wil tot kunst, zijn engagement op zijn overvloed aan vinkjes. Ploeg volgt het met gevoel voor ironie in een film vol rake visuele metaforen en goed getimede terzijdes (“We hebben een prullenbak nodig”, klaagt Pablo over het kantoor waar het duo de productie van duizenden prullenbakken in goede banen probeert te leiden). Wel jammer dat de afloop van het verhaal in een tekstkaart moet worden meegegeven – kon er niet iets langer doorgefilmd worden?

Ook Een goede moeder, de eerste film van de reeks en meteen ook een van de sterkste, laat je achter met een gevoel dat je meer wil, maar hier niet omdat het nog niet af is. Alles valt op zijn plek in deze film over moeders die vastliepen in het ouderschap, en toch heb je aan het eind het gevoel dat er rond dit onderwerp meer te vertellen is. Om maar iets te noemen: de rol van de partners van de drie vrouwen die uit de doeken doen hoe zij een burn-out opliepen door de druk van het moederschap, komt amper aan bod – daar borrelt zo nóg een hele film onder het oppervlak. De interviews met deze drie, elk geplaatst in een decor als een van alle kleur ontdane kinderkamer, worden afgewisseld met een telefoongesprek van een wanhopige moeder met de Oudertelefoon (in de credits blijkt het fictief, maar gebaseerd op echte gesprekken).
Het minst conventioneel is de film die als laatste in de reeks wordt uitgezonden: We, the Clean van Joep de Boer. Als enige van de negen is dit geen portret van een persoon, maar een meer abstracte weergave van een idee, een visuele verkenning van een thema. Wat De Boer toont is: schoonmaken. Niet de mensen die dat doen – hun hoofden vallen in veel shots buiten beeld – maar de handelingen. Een stofzuiger zwiept heen en weer door een zaal; kleding draait rondjes in het sop van een wasmachine; een doek glijdt over een motorkap. Langzaam maar zeker gaat het dagen dat al dat poetsen plaatsvindt in en om een uitvaartcentrum – het is schrobben tegen de dood, wat we zien in dit sterke beeldgedicht, zorgvuldig gekadreerd en met gevoel voor ritme gemonteerd, als een soort moderne variant op films als Bert Haanstra’s Glas (1958). Ook hier wringt de dwang van het format weer wat – dit idee had best in minder dan 25 minuten overgebracht kunnen worden. Maar toch: plekken waar een maker de ruimte krijgt om een geheel woordeloze documentaire te maken, die mogen gekoesterd worden.
De negen films van Teledoc Campus 2025 zijn nog te zien op NFF 2025 en worden van 29 september t/m 8 december 2025 iedere maandagavond uitgezonden op NPO2 en zijn daarna terug te zien via NPO Start.