Nederlandse nieuwe
Generatie seX
Met de moed der wanhoop concluderen de personages uit de nieuwe Nederlandse films Nadine, Sextet, Tussenstand en Wolfsbergen dat het leven dwars door hun relationele en emotionele perikelen doorgaat en doorgaat. Een freeze frame van de Generatie seX.
Eddy Terstall had het slim bedacht. Die grote trilogie over seks (lees: leven), dood (lees ook: religie) en politiek in de lage landen (lees kortom: de drie grote taboeonderwerpen uit grootmoeders tijd) móest er komen. Na het toch nog tamelijk onverwachte succes van de euthanasiefilm Simon drie jaar geleden in ieder geval. En beslist toen de beoogde andere regisseurs afhaakten voor het zesluik met kortfilms over de seksuele mores anno nu.
We weten bij de Amsterdamse filmmaker dezer dagen niet meer helemaal zeker wat nu gelegenheidsargumenten zijn en wat artistieke drijfveren, maar feit blijft dat hij de tijdgeest juist inschatte. Want ondanks het feit dat hij besloot Sextet dan maar zelf te voltooien, en zichzelf daarmee uit te roepen tot de filmische chroniqueur van hedendaags Nederland, liggen er — toeval of niet — nu maar liefst vier nieuwe Nederlandse films die zich met het wel en wee van de Generatie seX bezighouden. En dan wordt later dit najaar ook nog Alles is liefde verwacht.
Koud zweet
Nadine, Sextet, Tussenstand en Wolfsbergen zijn geen Sex and the City. Als het in Nederland over seks en relaties gaat, gaat het niet over het existentialisme van peperdure pumps en cocktails als sublimatie van bindingsangst, behalve in de SatC-klonen op televisie en die gaan dan ook meteen nergens meer over. Het zijn films die niet flirten, maar afrekenen met de nog steeds hardnekkige mythes van het laatste-kanskind, de Nederlandse tolerantie, de gelukkige scheiding en familie-über-Alles. Het zijn films waar een beetje minister voor gezinszaken het koud zweet van zal uitbreken, maar waar hij als hij niet een Bijbel voor z’n kop had ook nog iets van zou kunnen opsteken. Het zijn namelijk films die ook een restauratie van menselijke waarden voorstaan, maar dan wel van normen en omgangsvormen die door de verlichting van de seksuele revolutie zijn heengegaan. Films die het heden de temperatuur meten kortom.
Regisseurs Erik de Bruyn, Eddy Terstall, Mijke de Jong en Nanouk Leopold hebben zich met grote ernst op hun onderwerp gestort en laten hun personages na een met-moed-der-wanhoop-catharsis ontdekken dat het leven maar doorgaat en doorgaat en dat het draaglijker wordt als ze ervoor kiezen om daar zelf dan ook maar mee door te gaan.
Terstall is natuurlijk de uitzondering in dit kwartet. Zijn personages moeten vlinderen om de onrust van hun maker te bezweren. Zijn zes inkijkjes in Nederland anno nu zijn ondanks al hun zelfrelativerende gezwets over politieke correctheid nu juist bij uitstek politiek correct: wit met zwart, oud met jong, lesbisch, onbereikbaar, ongelukkig, in Nederland kan alles en als het niet kan is het altijd nog bespreekbaar. Je voelt overal aan dat dat is wat Terstall gelooft en nog harder wil geloven, met hoeveel zelfspot hij zijn vrees dat het misschien niet zo is ook wil bezweren. Dat belooft nog wat als de politieke soap waarin hij deze zomer geleefd heeft een try out zal blijken te zijn voor zijn later dit jaar te draaien slotakkoord Vox populi.
Female chauvinist pigs
Waar Terstall in Sextet een staalkaart geeft van wat er allemaal mogelijk is op relationeel gebied in Nederland anno nu, onderzoeken De Bruyn, De Jong en Leopold de emotionele implicaties daarvan. Prima zo’n leven van vrijheid-blijheid, carrière maken en semi-seriële monogamie, dat is althans het model van een beetje slimme meid zoals dat in Nadine wordt geschetst. Niet dat benarde en benauwde van de babyboomgeneratie die toch weer in hun huisjes met hun boompjes en hun beestjes is terechtgekomen. De ongeveer veertigers van nu doen het anders. Alleen jammer dat die baby erbij in is geschoten. En dat toch die biologische klok begint te tikken. En is het wel echt de biologische klok? Of is het de maatschappelijke kerkklokdreun die zegt dat je als vrouw op je veertigste niet alleen hoort te zijn? Feit is dat Nadine plotseling zo gepreoccupeerd wordt door een kinderwens dat ze bereid is daarvoor tamelijk ver te gaan.
Nadine is het ideale vriendinnetje voor de jongens uit Wilde mossels, De Bruyns eerste speelfilm, als ze eenmaal de Zeelandbrug zijn overgestoken. Het ‘aan mij hoef je je niet te binden, ik ben er een van jullie hoor’-vriendinnetje. Interessant is het daarom dat hij zeven jaar na dato het perspectief omdraait. Met goed gevoel voor castingironie laat hij bovendien twee van de mannen in Nadine’s leven spelen door de belangrijkste Wilde mossels van toen: Fedja van Huêt en Frank Lammers.
Waar Erik de Bruyn een nieuw soort vrouwenfilm maakt, maakte Nanouk Leopold zoals Belinda van de Graaf al in Trouw opmerkte een nieuw soort mannenfilm. Ook in Wolfsbergen worden subtiel omgekeerde sekseclichés (empathische mannen en egocentrische vrouwen) ingezet om de verschoven verhoudingen tussen mensen (want daarover gaat het inmiddels) in kaart te brengen. Die ’travestie’ is ook een knipoog en nodig om duidelijk te laten worden dat het geworstel van de personages in feite nog maar een soort laatste stuiptrekking is van de veranderde sekseverhoudingen. Deze films zijn het stadium al lang voorbij dat geproblematiseerd moest worden hoe mannen en vrouwen zich dienen te gedragen. Hun personages hebben last van de last. De last hoe het moet om het niet zo te doen zoals het hoorde. Dat is subtieler en venijniger. Ingebeelder ook misschien. En destructiever tegelijkertijd. Niets zo onnatuurlijk als de female chauvinist pigs zoals Ariel Levy ze in haar gelijknamige boek beschreef. Het is een restgeheugen waar deze films een scan van maken. Net zoals ons reptielenbrein af en toe nog opspeelt.
Vagevuur
Maar dat reptielenbrein kan hardnekkig zijn. In Tussenstand van Mijke de Jong voeren een man en een vrouw hun Pinteriaanse gesprek over hun al lang beëindigde huwelijk opnieuw en opnieuw. Haar Tussenstand is ook een tussenland, een vagevuur: tot in het oneindige doen de man en de vrouw hun best om elkaar niet te begrijpen. Je zou deze film zelfs zo kunnen interpreteren dat niets van wat de personages lijken te zeggen echt gezegd wordt. Ze horen alleen hun eigen vooroordelen, hun eigen misverstaan en de echo’s daarvan.
Dit zo gezegd hebbende lijkt het onmogelijk dat de personages van De Bruyn, Leopold en De Jong ontsnappen aan hun zelf gecreëerde fatum van zijn-zoals-van-me-verwacht-wordt of niet-zijn-zoals-van-me-verwacht-wordt. Het dilemma lijkt ook niet op te lossen zolang de natuur en de cultuur van de mens tegenover elkaar geplaatst blijven worden. Dit wordt het meeste uitgespeeld in Wolfsbergen, waarin Leopold in elk shot laat zien dat haar hoofdpersonen ook maar sprookjesfiguren zijn, verdwaald in een postmodern bos, waarvan de bomen alleen nog maar achter vensterglas in de verte of op de muren geschilderd te zien zijn.
Filmmakers als ze zijn, bevrijden ze uiteindelijk hun personages via het beeld. Leopold door de zon die doorbreekt in het openingsshot van haar film te laten schijnen in de slotbeelden van haar film. Wolfsbergen transcendeert in het filmische licht.
Die momenten kennen Nadine en Tussenstand ook. Nadine eigenlijk al heel in het begin als we een van haar afschaduwingen achter haar veilige voorruit gespiegeld zien in de lichten van haar tegenliggers. En we in dat spel van licht en flikkerlicht niet zien wat regendruppels en wat tranen zijn. Tussenstand is wat we bij gebrek aan een beter woord maar even het meeste ‘zen’ moeten noemen. Niet voor niets heeft de film sequenties die een hommage aan Kim Ki-duks Bin-jip lijken. Deze film transcendeert filmisch in het niets. Letterlijk. In de onscherpte die ontstaat doordat de camera te dicht over te schouders van de personages mee wil kijken. Te veel point of view wil zijn. En aantoont dat dat niet kan. Maar in dat zwarte gat ontstaat toch ook opeens verlichting, een glimlach als een zonnestraal.
We zouden het over seks hebben.
En toen ging het toch weer over de orgastische bevrijding van films.