Honderd jaar 16mm
Van filmrevolutie naar kunstreservaat
Honderd jaar geleden werd de 16mm-film uitgevonden. Het formaat zorgde voor een revolutie in het filmmaken. Die tijd is voorbij: voor 16mm rest een plekje in het kunstreservaat. IDFA wijdt er het focusprogramma 16 Worlds on 16 aan.
Soms lijkt schrijven over de geschiedenis van film op het opgraven van archeologische vondsten. De ontwikkelingen gaan zo snel dat woorden die vijftien jaar geleden nog alledaags klonken, nu uit een ver verleden lijken te komen. Bij wie rolt nog wel eens het woord ‘celluloid’ uit de mond? Celluloid? Veel jongeren weten waarschijnlijk al niet meer wat het betekent.
Dat er vóór het digitale tijdperk een analoog tijdperk was, waarvan niemand zich kon voorstellen dat het ooit zou verdwijnen, is al bijna nutteloze historische kennis. Leuk voor nostalgici, maar van geen betekenis voor de huidige film. Leve de digitalisering met zijn onvoorstelbare mogelijkheden voor de filmwereld, van digitaal filmen en projecteren tot virtual reality, met als nieuwste ontwikkeling AI. Iedereen voelt dat we aan de vooravond staan van een omwenteling in de beeldcultuur, maar niemand weet hoe die eruit zal zien.
Wat we de traditionele beeldcultuur kunnen noemen begon in 1895 met de uitvinding van het bewegende beeld, anders gezegd: de film. Voor het eerst zagen mensen geen in de tijd bevroren beelden – schilderijen en foto’s – maar het leven in al zijn bewegingen. De impact was groot, al is het verhaal dat bioscoopbezoekers wegdoken toen ze in 1896 in het beroemde Lumière-filmpje L’arrivée d’un train en gare de La Ciotat een trein op zich zagen afkomen, waarschijnlijk onzin. Mensen begrepen ook toen dat wat ze op het filmdoek zagen iets anders was dan de werkelijkheid.
De aankomst van de trein is vanaf een vast punt op het perron gefilmd. Dat kon niet anders, want de broers Lumière filmden met een 35mm-camera. Een log apparaat, helemaal doordat de broers er ook een projector hadden ingebouwd. Maar ook andere 35mm-camera’s waren geen apparaten die je makkelijk in beweging kreeg. De actie vond in de begintijd van de cinema plaats vóór de statische camera. Maar dat veranderde snel, want al in 1903 zette Edwin S. Porter voor The Great Train Robbery een camera op het dak van een rijdende trein. Dat maakte het mogelijk om de actie te volgen. In de decennia erna kwamen steeds meer mogelijkheden (panning, tracking en crane shots) om bewegende shots te maken met de looiige 35mm-camera.
Verjaardagen
Geen kwaad woord over de 35mm-camera, maar het bleef een apparaat dat je niet makkelijk meenam. Al helemaal niet mee naar buiten, een belangrijke reden dat films vooral in studio’s werden gemaakt. Een lichtere camera was welkom. Producenten van filmapparatuur zagen niet alleen een afzetmarkt in de professionele filmwereld, maar hoopten vooral een grote amateurfilmwereld te creëren. Zoals Henry Fords ideaal was dat iedere Amerikaan in een T-Ford zou rondrijden, zo hoopten deze bedrijven zoveel mogelijk Amerikanen aan het filmen te krijgen.
Het leidde in de eerste decennia van de twintigste eeuw tot een hausse aan camera’s en filmformaten, uiteenlopend van 11 tot 28 mm. Kodak won in 1923 de race met het 16mm-formaat. Het bedrijf verkocht een pakket met daarin een camera, statief, projector, scherm en een montagekit voor een prijs van omgerekend ongeveer zesduizend dollar. Verre van bereikbaar voor iedere Amerikaan, maar wel voor de (hogere) middenklasse. Het verklaart dat Amerikaanse filmarchieven omkomen in 16mm-films van verjaardagen, geboorten, huwelijken en andere feestjes van well-to-do Amerikanen, maar nauwelijks films bezitten over het leven van arbeiders en mensen in de marge van de samenleving.
Dynamiek
Vreemd genoeg zag de professionele filmwereld niet meteen de voordelen van 16mm en bleef men stug doorfilmen met 35mm-camera’s. De betere beeldkwaliteit van 35mm speelde daarin een rol, maar ook gehechtheid aan vertrouwde filmtechnieken. Succesvol was 16mm wel in het bedrijfsleven, onderwijs en wetenschap. Naast bioscopen ontstond een circuit van scholen, universiteiten, bedrijven en wijkcentra waarin 16mm-films werden ingezet voor kennisoverdracht.
Het duurde tot in de Tweede Wereldoorlog voordat de 16mm-camera goed aansloeg bij filmprofessionals. Met de logge 35mm-camera kon men onmogelijk gebeurtenissen aan het front filmen, maar wel met de beweeglijke 16mm-camera. Dat de veelal op een schouder meegedragen camera boven op de gebeurtenissen zat, was bepalend voor het dynamische en flitsende beeld van de Tweede Wereldoorlog in bioscoopjournaals en propagandafilms. Na de oorlog werd 16mm het standaardformaat voor journaals en nieuwsreportages op de televisie. Begrijpelijk, want 16mm was goedkoper dan 35mm en zorgde voor meer dynamiek in de nieuwsitems.
Imagobewakers
Ook de documentairewereld stapte in de naoorlogse periode massaal over naar 16mm. Direct Cinema, met z’n ‘vlieg op de muur’-methode, zou ondenkbaar zijn geweest zonder de 16mm-camera. Een illuster voorbeeld van de inhoudelijke invloed van 16mm op het documentairegenre is D.A. Pennebakers Don’t Look Back (1967). Daarin zit de handheld camera Bob Dylan dicht op de huid tijdens zijn tournee door Engeland in 1965.
De film, waarin Dylan zich even briljant als arrogant manifesteert, is nog steeds een geweldig voorbeeld van hoe een technologische verandering een nieuw soort cinema oplevert. Vergelijk het met het sensationele gevoel dat Thomas Vinterbergs met digitale cameraatjes gefilmde Festen in 1998 opriep. Het openhartige portret van Dylan is ook bijzonder, omdat zo’n film nu niet meer gemaakt zou kunnen worden; onmogelijk in een tijd waarin popsterren worden omringd door een legertje imagobewakers.
De invloed van 16mm op de mainstream filmindustrie was verwaarloosbaar. Anders was dat bij de Amerikaanse onafhankelijke cinema. Filmmakers als John Cassavetes filmden om twee redenen op 16mm: het was goedkoper en het zorgde voor dynamischer films. Ook de Franse Nouvelle Vague is moeilijk denkbaar zonder de 16mm-camera.
De jonge filmmakers van deze stroming zetten zich af tegen de cinéma de papa van de generatie voor hen. Dankzij de 16mm-camera konden zij hun films een energieke en dynamische uitstraling geven. Waarbij het ironisch is dat de beroemdste film van de Nouvelle Vague, Jean-Luc Godards À bout de souffle (1960), niet op 16mm maar op 35mm is gefilmd. Veel vroege films van Godards tijdgenoten, onder meer van François Truffaut, Agnès Varda en Jacques Rivette, werden echter wel met een 16mm-camera gefilmd. Al stapten later velen van hen om de betere beeldkwaliteit weer over naar 35mm.
Authenticiteit
Door de opkomst van de digitale videocamera eind jaren tachtig verdween de 16mm-camera uit de wereld van televisienieuws en documentaires. Voor amateurfilmers heeft 16mm nooit een serieuze rol gespeeld. In de periode voor de komst van de digitale videocamera filmden zij met Super8; dat was een stuk goedkoper. Zoals gezegd speelde 16mm ook in mainstream cinema nauwelijks een rol. De meeste filmmakers bleven filmen met 35mm-camera’s, voordat zij in het nieuwe millennium de digitale camera omarmden.
Alleen om esthetische redenen kiezen sommige filmmakers nog wel eens voor 16mm. Zo draaiden Darren Aronofsky en Todd Haynes respectievelijk Black Swan (2010) en Carol (2015) op dit formaat (waarna ze de films overigens opbliezen naar 35mm). Dat klinkt als ingewikkelddoenerij, maar is het niet, omdat 16mm een andere, volgens 16mm-fans warmere, korrel heeft dan 35mm. Het heeft een andere textuur en daar gaat het deze filmmakers om. Maar Black Swan en Carol zijn alweer van even geleden.
Als laatste der Mohikanen lijken ook Aronofsky en Haynes zich bij het verdwijnen van 16mm te hebben neergelegd. Al zal dit formaat nooit helemaal uitsterven. Beeldend kunstenaars zullen 16mm levend houden in een kunstreservaat. En soms zal een filmmaker, om een nostalgisch gevoel op te roepen en authenticiteit te suggereren, een 16mm-fragment in een film stoppen. Het benadrukt slechts dat 16mm definitief voorbij is. Aan de poort rammelt een nieuwe beeldcultuur.
IDFA: 16 Worlds on 16 | 9 t/m 16 november | diverse locaties, Amsterdam
Sweet 16 | 21 november t/m 6 december | Eye Filmmuseum, Amsterdam