Film in Turkije

Het Turkse wonder

Our Grand Despair

Twintig jaar geleden was de Turkse cinema op sterven na dood. Maar liefst twee Turkse filmfestivals in Amsterdam geven een indruk van de wonderbaarlijke wederopstanding.

Altijd leerzaam, cijfers. Eind jaren zestig werden er in Turkije jaarlijks zo’n 250 films gemaakt. En er waren tweeduizend bioscopen, die jaarlijks 90 miljoen bezoekers trokken. Het waren de hoogtijdagen van de (commerciële) Turkse cinema. Men sprak van Turks Hollywood. Zelden kwamen deze films over de grens, omdat kwaliteit niet het eerste was dat opviel aan de snel in elkaar geflanste melodrama’s, komedies, avonturenfilms en nationalistische drama’s.

Een kleine groep jonge filmmakers irriteerde zich mateloos aan de flodderfilms en maakten serieuze films over gevoelige sociale kwesties. De Koerdische filmmaker Yilmaz Güney was het internationale boegbeeld van deze stroming. Met Yol, dat door de ogen van vijf vrijgelaten gevangenen een grimmig beeld schetst van de Turkse samenleving, won hij in 1982 de Gouden Palm in Cannes. Weinig Turken zullen dat nieuws in die tijd hebben gehoord, want sinds de staatsgreep van 1980 was iedere kritiek op het land verboden. Yol was in Turkije dan ook jarenlang niet te zien. Zelfs het noemen van de film en zijn maker was verboden. Güney bleef na het winnen van de Gouden Palm in Frankrijk en overleed in 1984 op 47-jarige leeftijd aan kanker.

Met zijn dood verdween de serieuze Turkse cinema van de internationale festivals. Maar door de concurrentie van tv en video verpulverde ook de commerciële Turkse cinema. In 1990 telde Turkije nog slechts 290 bioscopen en was het aantal bezoekers gedaald naar elf miljoen. De productie van Turkse films was gedaald naar vijftien (!), waarvan de helft niet eens de bioscoop haalde. De Turkse cinema lag in coma.

Oude ankers
Twintig jaar later staan de zaken er heel anders voor: Turkse commerciële films trekken soms weer een miljoenenpubliek en artfilms winnen prestigieuze internationale prijzen. Bij dat laatste kan de betekenis van Nuri Bilge Ceylan nauwelijks worden overdreven. Hij is de filmmaker die de Turkse artcinema terugbracht in de internationale filmwereld. Sinds zijn in 1995 voor Cannes geselecteerde korte film Distant wonnen al zijn films (Uzak, Iklimler, Three Monkeys en Once Upon a Time in Anatolia) prestigieuze prijzen op dit festival – van beste regisseur tot juryprijs.

Nuri Bilge Ceylan slaagt erin om Turkse films te maken met een universeel herkenbare stijl en thematiek. Anders dan de generatie van Yilmaz Güney maakt hij geen sociaal en politiek strijdbare films, maar reflectieve, intens melancholische films over personages die verlamd in het leven staan. Die tobben over welke richting ze op willen, zonder tot een beslissing te komen. Ze twijfelen aan alles – liefde, werk, woonplaats – maar kunnen geen knopen doorhakken. Ze zijn vervreemd van zichzelf en hun omgeving. Lange takes – de slow cinema heeft geen geheimen voor Nuri Bilge Ceylan – leggen het onbehagen vast van deze dolende personages.

Ceylan is niet de enige die het zoekt in reflectieve cinema want het is de dominante stroming in de Turkse artcinema. Zie Semih Kaplanoglu’s imposante Yusuf-trilogie, waarvan het laatste deel Honey twee jaar geleden in Berlijn de Gouden Beer won.

Het is verleidelijk om voor deze gevoelige, naar binnen gekeerde cinema een historisch-sociologische verklaring te zoeken. Drukken deze films uit dat de Turken murw zijn na een eeuw bloedige en turbulente geschiedenis? Dat de last van het verleden hen verwart en lam slaat? Of tonen ze de psychische gevolgen van de globalisering, die Turkije in razend tempo verandert? Gaat de modernisering te snel, zodat mensen losgeslagen van hun oude ankers richtingloos ronddrijven?

Traumatisch middelpunt
Er kan lang worden nagedacht over waar al die wankele personages in Turkse films vandaan komen, maar het levert één van de fascinerendste filmculturen in deze tijd op. Twee Turkse festivalletjes bevestigen dat beeld. Dat ze tegelijkertijd plaatsvinden, is niet erg, want ze vullen elkaar aan.

In Turkish Beat draait het om eerste en tweede films van jonge makers. Te zien zijn onder meer Summer Book en Our Grand Despair van de dit voorjaar verongelukte Seyfi Teoman. Ook te zien is Voice of My Father (Orhan Eshiköy en Zynel Dogan), dat in de Tiger Award Competitie op het filmfestival in Rotterdam zat, maar ten onrechte geen prijs won.

De prachtig gefotografeerde film gaat over een Koerdische alevitische familie die zwaar onder de recente geschiedenis heeft geleden. Waar is de oudste zoon? En waar de vader? Langzaam vallen de puzzelstukjes op hun plaats, met als traumatisch middelpunt de gruweldaad van moslimfundamentalisten in 1993 in Sivas. Opgehitste fanatici staken een hotel in brand, waarin alevieten een bijeenkomst hielden. Bijna veertig mensen stikten en verbrandden in de vuurzee. Dat deze gebeurtenis gememoreerd wordt in een Turkse film zonder dat de censuur dwarsligt, zegt veel over de veranderingen in het land.

Dat de grenzen verschuiven, kan ook worden geconcludeerd uit Body (Mustafa Nuri). Daarin laat een ex-pornoactrice zich door haar ex-vriend, een pornoregisseur, overhalen om nog één keer een film met hem te maken. Anders dan haar schofterige ex-vriend is de opgetrommelde pornoacteur een gevoelige jongen op zoek naar acteerwerk. Het soapachtige moralistische verhaaltje is niet meer dan de kapstok voor een film die de grenzen van de censuur aftast. Dat de actrice keurig haar kleren aanhoudt, zal de belangrijkste reden zijn dat de film niet werd verboden.

Vals rapport
Het Amsterdam Turkish Film Festival vertoont een retrospectief van de Duits-Turkse filmmaker Fatih Akin (Gegen die Wand, Crossing the Bridge), maar ook recente Turkse films. Ook in dit festival is de invloed van Nuri Bilge Ceylan nooit ver weg. Zoals in Eylül (Cemil Agacikoglu), toevallig ook een debuut, waarin een getrouwde vrouw denkt dat ze stikt. Artsen vinden geen medische reden. Is de oorzaak de relatie met haar man, die het allemaal goed bedoelt, maar haar misschien verstikt? Eylül laat pijnlijk zien hoe je met z’n tweeën diep eenzaam kunt zijn.

Dat er ook filmmakers zijn die niet door Bilge Ceylan zijn beïnvloed, is te zien in Nar van Ümit Ünal. De thriller voert een vrouw op, die wraak wil nemen op een vrouwelijke arts, die een vals rapport over de dood van haar kleinkind heeft opgesteld. Volgens de arts was de moeder schuldig aan de dood van haar kind, terwijl de oorzaak een ziekenhuisfout was. De wraaknemende vrouw treft in het huis van de arts niet de corrupte vrouw aan, maar de met haar samenwonende vriendin. Recente gruweldaden, pornoactrices en lesbische artsen, die valse rapporten opstellen: is er nog iets dat van de censuur niet mag in Turkse films?


Turkish Beat | 20 t/m 26 september | EYE, Amsterdam
Turkish Film Festival | 20 t/m 23 september | Tuschinski, Amsterdam