Cinema onder vuur: Oekraïne
Over de staat van de Oekraïense cinema

Oleg Sentsov in Real
Welke krachten bedreigen de vrijheid van filmmakers? Filmkrant verzamelt in een serie internationale bijdragen hoe politieke en economische krachten inwerken op de nationale filmwereld. Deze maand: Oekraïne sinds de grootschalige Russische invasie van 2022.
Als ik denk aan de cinema van onafhankelijk Oekraïne, vraag ik me af of die ooit niet onder vuur lag. Hij lijkt permanent op het punt van uitsterven te staan, waarbij juist de zwaarste tijden de sterkste groei brachten.
Door een erfenis van jarenlange achterstelling kwam de industrie, nadat Oekraïne in 1991 onafhankelijk werd, gedurende de roerige jaren negentig nooit volledig tot wasdom. De hoop die een nieuwe artistieke golf bracht, strandde al snel. Het echec zou de filmproductie een decennium achtervolgen.
Hoewel er in die vroege jaren zeker uitzonderlijke films werden gemaakt, ontstond de meest onderscheidende Oekraïense cinema pas nadat het land vanaf 2014 weer onder vuur kwam. Dat jaar werd Miroslav Slabosjpitskij’s The Tribe (Plemja) geselecteerd voor Cannes. De film, over een kostschool voor dove tieners, stond symbool voor een industrie die zich moest aanpassen aan een nieuwe, wrede realiteit.
The Tribe luidde een nieuw tijdperk in de Oekraïense cinema in, het moment waarop we de noodzaak inzagen van onafhankelijke nationale producties die sociale en culturele veranderingsprocessen konden weerspiegelen.

Het lijkt er helaas op dat die opleving vroeg in 2022 piekte. Een golf van Oekraïense films trok in het eerste jaar na de Russische invasie internationaal de aandacht, maar die films werden gemaakt in een andere realiteit en hebben geen verband met de erbarmelijke staat van de Oekraïense cinema nu. Al drie jaar wordt die constant met uitsterven bedreigd, onder grote druk van zowel binnenuit als buitenaf.
Dreiging van binnenuit
Een van de grootste bedreigingen voor de Oekraïense cinema is het instituut dat haar juist zou moeten ondersteunen. Derzjkino, voluit het Oekraïens Staatsagentschap voor Cinema, staat inmiddels vooral bekend om ontelbare schandalen en louche praktijken. Sinds de vroegste dagen van de invasie woedt een ideologische strijd tussen Derzjkino en de filmindustrie, een strijd van kunst versus winst.
In 2023 schreef mijn collega Darja Badior een gedetailleerd artikel over drie jaar crisis binnen Derzjkino. Ze interviewde tientallen sleutelfiguren uit de filmindustrie, die het instituut onder meer een gebrek aan transparantie en professionaliteit, financieel wanbeleid en belangenverstrengeling verweten. Maar vooral beklaagden ze zich over een totale blindheid voor de artistieke potentie en het politieke belang van de hedendaagse Oekraïense cinema die zij zou moeten steunen.
Vorig jaar lekte vanuit Derzjkino een onzinnig plan uit voor het filmbeleid tot aan 2027. Dit amateuristische en financieel schimmige document had men er zonder enige transparantie doorheen willen drukken. Wellicht omdat het vooral de belangen behartigt van televisie en publieksfilm, of omdat het films een onwenselijke vorm van nationalisme oplegt. Derzjkino verordonneerde dat speelfilms zich moesten richten op iconische figuren uit de Oekraïense geschiedenis en op heldendom, terwijl documentaires werden gereduceerd tot het “vastleggen van oorlogsmisdaden” (van de vijand) en het “verheerlijken van onze militairen”.
Nadat de grootschalige verontwaardiging hierover net als bij eerdere gevallen werd genegeerd, uitten 710 leden van de filmindustrie hun frustratie in een brief aan de president met het voorstel dat alle filmfinanciering voor 2024 dan maar direct naar het leger zou worden overgeheveld. Zo ver kwam het niet en dankzij aanhoudende klachten werd het omstreden hoofd van Derzjkino ontslagen en een nieuw bestuur gekozen. Toch is er weinig om enthousiast over te zijn, want voor 2025 werd het budget van Derzjkino met meer dan 70 procent gekort en het instituut, dat nog altijd geen nieuwe directeur heeft, lijkt amper te functioneren.
Intussen is het grootste kwaad al geschied met de schijnbaar moedwillige vernietiging van het Dovzjenko-centrum, het grootste Oekraïense filmmuseum en -archief. Halverwege 2022 kreeg Derzjkino de leiding over het centrum en werd al snel een ingrijpende reorganisatie doorgevoerd. Vele films en andere archiefstukken moesten worden overgeheveld naar een schimmige organisatie waarvan niemand eerder had gehoord en werknemers werden verspreid over kleinere kantoortjes.
Het behoeft geen uitleg dat een goed functionerend nationaal filmarchief cruciaal is, ook al omdat een groot deel van het Oekraïense culturele erfgoed in Russische handen is. Het Dovzjenko-centrum groeide na de invasie uit tot een cultureel epicentrum dat wereldwijd retrospectieven van Oekraïense klassiekers uitzet en een tot voor kort onbekende, lang onderdrukte Oekraïense cinema blootlegt. Maar volgens Derzjkino was het werk van het centrum “inefficiënt en verliesgevend” – een belediging voor de hele filmindustrie.
De achterliggende reden bleek teleurstellend banaal: men wilde enkele Dovzjenko-panden, gelegen in de betere wijken van Kyiv, in de verkoop doen. Er bleken lijntjes naar vastgoedontwikkelaars en wereldwijd opererende oligarchen, overblijfselen van een Russisch systeem waartegen ons land een oorlog uitvecht. Die mechanismen blijken helaas diep verweven in onze maatschappij en zullen niet in één dag uit te roeien zijn. Onder leiding van directeur Olena Hontsjaroek vocht het Dovzjenko-centrum de reorganisatie tot in de hoogste rechtbank aan, maar ze verloren hun zaak.

Dreiging van buitenaf
De wreedheid van de voortdurende oorlog en de grote hoeveelheid mensen die is gemobiliseerd of gestorven, hebben op het hele systeem hun sporen nagelaten. Een paar voorbeelden: de dialoogloze, observerende documentaire Divia, over de teloorgang van de Oekraïense flora en fauna, beloofde een nieuwe festivalhit te worden, maar kon niet worden voltooid omdat regisseur Dmitro Hresjko werd gemobiliseerd. Roman Ljoebij, regisseur van Iron Butterflies (Zalizni meteliki, 2023), Rita Burkovska, hoofdrolspeler van Butterfly Vision (Batsjenja metelika, 2022)), de beroemde Oleg Sentsov: het is slechts een greep uit de grote groep talenten die op dit moment hun land verdedigen. Volgens Oles Sanin, regisseur van historisch epos Dovbush (2023), zijn inmiddels vijf mensen uit zijn team omgekomen in de oorlog. De festivalhits The Editorial Office (Redaktsija) van Roman Bondartsjoek en Fragments of Ice (Frahmenti liodoe) van Maria Stoianova, beide uit 2024, werden opgedragen aan hun editor Viktor Onisko, die omkwam aan het front.
Producent Darja Bassel stelde recent dan ook dat het inmiddels onmogelijk is om een Oekraïense crew samen te stellen. Er is bijvoorbeeld vrijwel geen editor meer aan het werk – de meeste recente producties zijn door buitenlanders gemonteerd.

Zelfs als er geld kan worden gevonden en een team kan worden samengesteld, is het inmiddels praktisch onmogelijk om in Oekraïne een speelfilm te draaien. Afgelopen zomer had Kyiv gemiddeld vier uur per dag elektriciteit, waardoor filmbudgetten verdubbelden enkel om de benodigde apparatuur aan te kunnen zetten. En hoeveel takes kun je überhaupt filmen voordat de dagelijkse bombardementen weer oplaaien? Om op locatie te mogen draaien, zijn eindeloos veel vergunningen nodig, nog naast vrijstellingen voor wie wil werken na de avondklok.
Tel daarbij nog op de psychologische schade voor makers van documentaires die hun complexe realiteit en persoonlijke trauma’s in beeld brengen. Velen van hen hebben, zoals regisseur Joeri Retsjinski (Dear Beautiful Beloved, 2024) het tegen mij verwoordde, dingen gezien “die niemand ooit zou moeten zien”.
Als je al die interne en externe druk hebt weerstaan en een film hebt gemaakt, en je reist ermee naar internationale festivals (als je daar al kans toe krijgt, want vooral voor mannen is het lastig toestemming te krijgen om te reizen), staat je daar nog meer politiek en cultureel werk te wachten. Want op festivals blijkt het Russische discours nog altijd dominant en is bar weinig begrip voor waar deze oorlog om draait. Luie festivalprogrammeurs zetten Oekraïense en Russische films naast elkaar in hun selecties en zelfs films die zijn gemaakt met directe steun van de Russische staat krijgen her en der nog altijd een platform. Onze regisseurs, programmeurs, journalisten en de hele industrie leren ermee te leven, terwijl ze blijven vechten voor zichtbaarheid.
Verzet
Ondanks al deze weerstand zet de Oekraïense cinema zijn existentiële strijd voort, constant op zoek naar een uitweg uit de diepste crisis, met uiteindelijk succes. Hardwerkende producenten vinden fondsen in het buitenland en krijgen zo films gemaakt ondanks de onverschilligheid van Derzjkino en de tanende internationale aandacht voor Oekraïne. Het Dovzjenko-centrum lanceerde onlangs een fantastische online videotheek met honderd klassieke Oekraïense films. Onze documentairefilmers hebben internationaal naam gemaakt en films direct uit de loopgraven, gedraaid met drones en GoPro-camera’s, schopten het tot de selecties van de meest gerenommeerde internationale festivals. Daarnaast zijn er, ook na de invasie, sporadisch nog speelfilms gemaakt – lowbudget en kleinschalig, maar met sensuele en intieme verhalen.
Dit alles komt voort uit een industrie die erin slaagt om niet slechts te overleven wanneer zij onder vuur ligt, maar om te evolueren. Simpelweg omdat iedereen in de industrie – iedere Oekraïner – leeft in de wetenschap dat dit hun laatste dag kan zijn en dat al wat nog mogelijk is dus met twee handen moet worden aangegrepen.
Vertaling: Joost Broeren-Huitenga