Berlinale 2017

Elke keuze is politiek

On Body and Soul

Vrouwelijke filmmakers gooiden hoge ogen in de competitie van het filmfestival van Berlijn met actuele en urgente films die voorbij het realisme durfden gaan. Ook de Woche der Kritik zocht naar de toekomst van de filmtaal.

Een vrouw en een man komen elkaar elke nacht in hun dromen tegen. Ze kennen elkaar niet. Ze weten niet eens dat ze mensen zijn, want in hun dromen zijn ze een hinde en een mannetjeshert. Ze zoeken elkaar. En dan vinden ze elkaar in de echte wereld.

Dat zou je in het kort het verhaal van Gouden Beer-winnaar On Body and Soul van de Hongaarse regisseuse Ildykó Enyedi kunnen noemen, de film die onder voorzitterschap van Paul Verhoeven tijdens de afgelopen Berlinale tot beste film werd bekroond. Een sprookje. Als het zich niet ook in een werkelijkheid van slachthuizen had afgespeeld. Een wereld die net zo bruut is voor mensen als de dieren die daar dagelijks worden opgeofferd.

Mens en dier spelen ook de hoofdrol in een andere opmerkelijke film uit de competitie van de 67ste editie van het filmfestival van Berlijn: Spoor van de Poolse regisseuse Agnieszka Holland kreeg van de jury de Alfred Bauer-prijs voor de film die het meeste zicht geeft op wat de filmkunst zoal vermag, een prijs die vaak naar vernieuwende of niet zo makkelijk te classificeren cinema gaat.

De film is gebaseerd op de metafysische ecothriller Drive Your Plough over the Bones of the Dead van Olga Tokarczuk. Hoofdpersoon is de gepensioneerde ingenieur Duszejko, die in een afgelegen hoekje van het Sudetengebergte op de grens van Polen en Tsjechië (een historisch beladen plek) de strijd aangaat met de lokale, door mannen gedomineerde jachtvereniging. De jagers wanen zich heerser over de natuur, de jachtkalender bepaalt hun dagen, net als de structuur van de film. Elk jaargetijde is er een ander slachtoffer. Duszejko heeft een meer holistische opvatting van het leven; de fluïde grenzen tussen mens en natuur, materiële en geestelijke wereld, lichaam en geest nopen haar tot nederigheid, maar ook tot actie.

On Body and Soul en Spoor waren slechts twee van de vier films van vrouwelijke regisseurs in competitie. Sally Potter maakte de snerpend zwart-witte overspelsatire The Party en Teresa Villaverde fileerde de teloorgang van een Portugees gezin onder invloed van de crisis in Colo. Daarmee bewees Berlijn wel degelijk kwalitatief interessante films te kunnen vinden van vrouwen, iets wat voor bijvoorbeeld Cannes nog wel eens lastig schijnt te zijn. De jury had er in ieder geval ook geen moeite mee. Het zijn actuele en urgente films, ook door de manier waardoor ze voorbij het realisme durfden gaan en liefdesrelaties schetsen waarin vrouwen een actieve hoofdrol hebben.

Politiek
Moeten films politiek zijn? Dat was de vraag die centraal stond op het openingssymposium van de Woche der Kritik, het onafhankelijke programma dat de Duitse filmjournalistenvereniging Verband der deutschen Filmkritik dit jaar voor de derde keer parallel aan het filmfestival van Berlijn organiseerde. Een dag voordat de Berlinale zijn 67ste editie vierde, namen zij alvast de officieuze opening van het Berlijnse filmfeest voor hun rekening met een debat over zin en onzin van de politieke film, in het tot cultuurplatform Silent Green omgebouwde voormalige Wedding Crematorium.

Politiek en film is sinds jaar en dag ook de leidraad van het festival onder directeur Dieter Kosslick, regelmatig tot ergernis van de filmpers die het thema er vaak met de haren bijgesleept vindt. In zijn openingsspeech maakte Woche der Kritik-programmeur en criticus Nino Klingler duidelijk dat de Woche der Kritik z’n pijlen dan ook richtte op het plichtmatig programmeren van films met politieke onderwerpen.

Als voorbeelden noemde hij de vorige Gouden Beer-winnaar Fuocoammare waarvoor documentairemaker Gianfranco Rosi lange tijd op het Italiaanse eiland Lampedusa verbleef, om het leven van de eilandbewoners en de constante vluchtelingenstroom vast te leggen. Maar ook Cannes-winnaar I, Daniel Blake van Ken Loach, waarin de onmenselijke en ontmenselijkende procedures van Britse sociale dienst onder de loep worden gelegd moest het ontgelden als een voorbeeld van dit soort “topical” cinema.

Opmerkelijk genoeg was de 67ste Berlinale een van de minst politieke edities van de afgelopen jaren. Kosslick had er een draai aan weten te geven: hij noemde het een “hoopvol” programma in duistere tijden. Of misschien zijn de films van Enyedi en Holland wel politiek op een andere manier. Niet topical, maar metaforisch bijvoorbeeld. Ook esthetische keuzes kunnen immers ‘politiek’ zijn.

En kunnen films eigenlijk ooit níet politiek zijn? Is immers de keuze om l’art pour l’art te maken, niet óók een politieke keuze?

Desondanks was de Berlinale dit jaar opvallend introvert — en dat zegt dan weer iets over de films die er gemaakt zijn, de films die beschikbaar waren en de films die de goedkeuring van de programmeurs konden wegdragen. Dat het gesprek van de dag werd bepaald door een film die al in Toronto z’n wereldpremière had beleefd — Raoul Pecks I Am Not Your Negro — is veelzeggend.

Aki Kaurismäki’s The Other Side of Hope (deze maand ook de openingsfilm van het Movies that Matter-festival) leek er overigens ook geen enkele moeite mee te hebben om een auteursfilm te zijn en zich tegelijkertijd in de realiteit te wortelen. In zijn bekende gortdroge stijl en gesitueerd in de eeuwigdurende nacht van Helsinki voert de film een Syrische vluchteling op die met racisme en vreemdelingenhaat te maken krijgt, maar ook met goedmoedige burgers en solidariteit van andere, al dan niet zelfgekozen outcasts.

Van de ene droom naar de andere
Nieuwsgierig maakte ook de in het Forum geprogrammeerde nieuwe film van Lucien Castaing-Taylor en Verena Paravel, de filmmakers die vanuit het Harvard Sensory Ethnography Lab bekend werden met hun film Leviathan (2012). Somniloquies is minder spectaculair dan Leviathan, maar het is toch een film die door mijn hoofd is blijven spoken. De film is gebaseerd op geluidsopnames die de huisgenoot van de verder tamelijk onbekend gebleven muzikant Dion McGregor in de jaren zestig van zijn slaappratende medebewoner maakte. Ze verwierven enige cultstatus (en verschenen op lp bij John Zorns Tzadik-label) en verdwenen toen weer, tot een collega op een dag de complete tapes op Paravels bureau legde.

Het zijn fascinerende monologen van een man die soms een vrouw is, ontmoetingen met aliens en dwergen heeft, en om de hoek van zijn huis een “toekomstland” ziet opdoemen. Over de visuele componenten van zijn dromen is weinig bekend, en in plaats van ze te illustreren, besloten Castaing-Taylor en Paravel slapende naakte mensen te filmen en die beelden aan McGregors stem te koppelen. Zolang die lichamen ongedefinieerd blijven werkt dat. Een arm kan een gezicht kan een embryo kan een piemel zijn. Zodra je losse lichaamsdelen gaat herkennen wordt er in de toeschouwer een voyeuristische blik gewekt, die hem wegvoert van dit collectieve fysieke onderbewustzijn met zijn eigen logica.

Soms heb je op een festival zo’n film nodig, die even weer alle beelden los schudt die zich tijdens het kijken van meerdere films per dag in je hoofd verzamelen. Somniloquies laat zich nog het beste beschrijven als een film die niet per se over McGregor gaat, maar onderzoek doet, etnografisch onderzoek naar onze zintuigen. Zoekt naar een manier waarop film zintuigelijker kan zijn dan alleen maar geluids- en visuele prikkels in dienst van een verhaal.

Toekomstige grammatica
Tijdens de Woche der Kritik was ik gevraagd deel te nemen aan een panel over het werk van de Argentijnse filmmaker Teddy Williams (The Human Surge), waarbij de vraag was: als film een taal is, wat is dan z’n toekomende tijd? Waar gaat het met film naartoe?

Williams maakt films die doen denken aan die van Apichatpong Weerasethakul, door de vanzelfsprekende manier waarop ze van de ene naar de andere locatie reizen – de hele wereld is zijn set – en de even ogenschijnlijk logische manier waarop ze zich in het heden, het verleden en in een nog ongedefinieerde toekomst kunnen afspelen.

Dat klinkt altijd meteen een stuk plechtstatiger, poëtischer en filosofischer dan het in werkelijkheid is. In The Human Surge is een computerscherm een tijdreisportal om onze blik van Argentinië naar Mozambique te transporteren. Ergens tussen Cronenbergs mediakritiek in Videodrome (1983) – denk maar aan dat beeld van die hand uit de tv: het scherm is al heel lang elastisch – en de uncanny, spokende cameravoering van Gaspar Noé’s Enter the Void (2009) in. Maar dan dus zonder poespas.

Een ander prachtig voorbeeld van zintuigelijke cinema in de Woche der Kritik: Planetarium van Rebecca Zlotowski. Net als Olivier Assayas’ Personal Shopper een film die het thema van spiritisme (wat je een voorloper van de filmkunst zou kunnen noemen) in een nieuwe filmtaal probeert te vangen.

Misschien zijn de tussenwerelden van On Body and Soul en de hallucinaties in Spoor wel manifestaties van een vergelijkbare “virtuele realiteit” uit de nadagen van de film.

Het is een prikkelende gedachte dat er op het moment dat de art- en wereldcinema verstrikt dreigen te raken in de clichés van de observerende slow cinema makers zijn die zowel kunnen waarnemen als grote bewegingen maken en speels speculatief durven zijn over de status van het filmbeeld. Dat is een pad naar de toekomst van de cinema. En andere dromen.