THE CURSE OF THE JADE SCORPION

Burleske boevenkomedie

Kemphanen onder hypnose

The curse of the jade scorpion is Woody Allens 30ste speelfilm in 32 jaar tijd: een onbekommerd romantische boevenkomedie in jazzy New York met vertrouwde, maar daarom niet minder aangename ingrediënten: drie mooie, grote, blonde vrouwen, een iel joods mannetje dat zich Humphrey Bogart waant en… vuurwerk!

Elke keer weer als die klassieke witte letters op die klassieke zwarte achtergrond verschijnen, en er een jazzy deuntje van Duke Ellington, Harry James of Glenn Miller wordt ingezet, is er die volkomen tegenstrijdige reactie van opperste vreugde en diep verdriet. Het is het moment waarop je je verwachtingsvol opmaakt om samen met Woody Allen af te dalen in zijn koninkrijk New York. Het is ook het moment waarop je je realiseert hoe zeer je van dat koninkrijk bent gaan houden, van zijn parken, zijn seizoenen en zijn vele bonte karakters. Elke Woody Allen-film, hoe vrolijk uiteindelijk ook, stemt bij aanvang verdrietig. Het zijn vooral die klassieke witte letters op die klassieke zwarte achtergrond die je doordringen van een toekomstig verlies.
Gevoelens van weemoed zijn Woody Allen zelf ook niet vreemd, sterker nog, hij geeft zich er volledig aan over. Met The curse of the jade scorpion keert hij terug naar zijn favoriete jaren veertig om in Humphrey Bogart-stijl, met trenchcoat en gleufhoed, zijn opwachting te maken als verzekeringsinspecteur C.W. Briggs. Deze jarenlange werknemer van North Coast, die zich laat leiden door zijn instincten en die zo zijn eigen orde gevonden heeft in de hem omringende chaos, wordt geconfronteerd met de orde-dienst van de nieuwe efficiency-expert Betty Ann Fitzgerald (Helen Hunt) en weldra zijn de poppen aan het dansen. In aloude screwball-comedy stijl bijten de twee elkaar verwensingen toe, en je kunt het al raden: ‘Was sich neckt, das liebt sich’.

Malafide magiër
Woody Allen zou Woody Allen niet zijn als hij dit simpele, romantische uitgangspunt (ja, met een onvervalst Hollywood einde) geen fantastische draai zou geven. Tijdens een kantooruitstapje worden de twee kemphanen onder hypnose gebracht door een malafide magiër, waardoor ze elkaar van het ene op het andere moment dolverliefd in de armen vallen, en waardoor de verzekeringsexpert uiteindelijk zelf uit stelen gaat. Het is het continue spel met magische ingrepen waarmee Woody Allen zijn grote scenario-technische vernuft toont. De scènes waarin de een wel onder hypnose is, en de ander niet, zijn uiteraard het grappigst.
In Allens oeuvre sluit The curse of the jade scorpion perfect aan in het rijtje burleske boevenkomedies. Denk aan het recente Small time crooks (2000), dat met de aanwezigheid van een kleine, incompetente boef zelfs terug verwees naar het eenvoudige gooi- en smijtwerk van zijn allereerste film als regisseur: Take the money and run (1969).
Van Allens New York krijgen we dit keer niet veel te zien. Bijna alle scènes spelen binnenskamers en hoewel dat na verloop van tijd ook een wat claustrofobisch gevoel geeft, is er aan de typische jaren veertig-aankleding voldoende plezier te beleven. In de woning waar Briggs onder hypnose op juwelenroof gaat, verschijnt Charlize Theron als een schitterende femme fatale in zijden negligé in de deuropening. In het prettig wanordelijke North Coast-kantoor brengt Showgirls-ster Elizabeth Berkley als sexy secretaresse de koffie rond, terwijl Helen Hunt er als de uiterlijk kille zakenvrouw haar efficiency-bewind probeert door te voeren. Haar elegante, maar ook wat onpersoonlijke appartement vormt een mooi contrast met Allens miezerige, maar ook gezelliger onderkomen. The curse of the jade scorpion is een ode aan de wanorde, de chaos, de magie, de kleine boef die uit stelen gaat.

Belinda van de Graaf