El abrazo partido

God ligt op het strand

El abrazo partido is een rake film van de Argentijn Daniel Burman, van wie we de komende jaren nog veel kunnen verwachten.

Net als in Esperando al mesías (Wachten op de messias) uit 2000 brengt Daniel Burman in El abrazo partido (De verloren omhelzing) een hele boodschappentas vol karakters en dilemma’s terug tot een eenvoudige plot. De camera draait in een winkelcentrum in Buenos Aires vol groezelige kleine winkeltjes met spullen die nauwelijks worden verkocht en met winkeliers die er hun beroep van hebben gemaakt in een winkel te staan in plaats van die spullen te verkopen.

De joodse Ariel (Daniel Hendler, winnaar Gouden Beer) slijt z’n dagen in zijn moeders lingeriezaak maar eigenlijk wil hij naar Europa, op zoek naar zijn Poolse wortels. Want Ariel zit in een identiteitscrisis en dus zijn alle wortels goed. Losgerukt van zijn eigen achtergrond toen zijn vader vijfentwintig jaar geleden naar Israël vertrok, wordt hij steeds nieuwsgieriger naar wie hij is en waar hij naar toe moet.

Charme
Burman richt zijn handheld camera niet alleen op Ariel. Het winkelcentrum is een opengezaagd poppenhuis met tientallen kamertjes en evenzoveel bewoners uit evenzoveel windstreken. Via vluchtige gesprekken geeft Burman een dwarsdoorsnede van de Argentijnse samenleving tegen de achtergrond van een economische malaise. Maar hij vervalt nergens in pedant sociaal realisme. Daarvoor hebben de personages te veel humor en zelfspot en daarvoor ligt het ritme van de film te hoog.

Ondanks alle financiële sores zijn het gelukkig de warme onderlinge verhoudingen van de joodse, Italiaanse, Koreaanse en Argentijnse winkeliers die het ritme van de film bepalen en dat is de grote charme van El abrazo partido. Ze lopen continu bij elkaar binnen, de één bedriegt de ander voor een paar centen of duikt met zijn vrouw het pashokje in, maar de sfeer blijft gemoedelijk. De camera loopt soms mee de winkel in of kijkt van buiten door de etalageruit. Alsof we zelf in het winkelcentrum rondrennen.

Misschien wordt het Burmans handelsmerk om grote zaken klein in beeld te brengen. Hij suggereert bijvoorbeeld dat God de Argentijnen heeft verlaten door de gerespecteerde rabbijn van het winkelcentrum een goedbetaalde baan bij een synagoge in Miami Beach te geven. Als het moeilijk wordt, gaat God op het strand liggen. Heel fijn.

Burmans droogkomische realisme is een verademing en hij is in Argentinië gelukkig niet de enige die deze kant op gaat. Andere namen om op te letten zijn die van Diego Lerman (Tan de repente), Alejandro Chomsky (Hoy y mañana) en Pablo Trapero (El bonaerense, Familia rodante). Met de economische en politieke depressie is de laatste vijf jaar een hele kluit aan nieuwe filmmakers opgekomen die met kleine budgetten en zonder het traditionele Argentijnse sentiment-per-strekkende-meter rake schetsen geven van de toestand in het land. Bombast is daarbij helemaal niet nodig want in Argentinië ligt de ellende op straat.