A Serious Man

Coens' onzekerheidscinema

A Serious Man

A Serious Man is de meest persoonlijke film van de Coen-broers: een bitter-melancholische terugblik op hun joodse jeugd. Maar we moeten het vooral allemaal niet te ‘serieus’ nemen.

Wiskunde of filosofie? Job of God? Rockband Jefferson Airplane of joodse cantor Yossele Rosenblatt? Vrije wil of noodlot?

De echte hoofdpersonen in de nieuwe film van de gebroeders Joel en Ethan Coen zijn natuurlijk niet de getroebleerde wiskundeleraar Larry Gopnik, zijn blowende zoontje Danny die zich eigenlijk op zijn Bar Mitswa moet voorbereiden, zijn echtgenote Judith die wil scheiden om met zijn beste vriend Sy te trouwen, of de inwonende oom Arthur, maar bovengenoemde begrippenparen.

Of misschien zou je nog beter kunnen zeggen dat het de wegwijzers zijn in het allegorisch-autobiografische landschap dat de Coens in A Serious Man tekenen: een bitter-melancholische terugblik op hun joodse jeugd in het suburbane Minneapolis van 1967.

Verwacht van hen geen valse sentimenten, geen nostalgie. De film is een tot in de puntjes verzorgde ideeënfilm annex comedy of manners. Van de toeschouwer vragen ze, net zoals van hun hoofdpersonen, simpelweg om A Serious Man te aanvaarden. In de woorden van rabbijn-mysticus Rashi die de film openen: ‘Receive with simplicity everything that happens to you’; of later nog een keer bij monde van de vader van Zuid-Koreaanse Clive, een student die zijn docent Larry zowel probeert om te kopen, als daarmee te chanteren: “Please, accept the mystery.

Maar dat geeft ze natuurlijk alleen maar een vrijbrief om net te doen alsof alles maar toeval en willekeur is, in een van de meest gestructureerde films van de Coens, die de laatste jaren extreem productief zijn na het bijna in één jaar voltooide No Country for Old Men (2007) en Burn After Reading (2008).

Onzekerheidsprincipe
Alles in A Serious Man lijkt te draaien om het onzekerheidsprincipe. Of het nu om religieuze vragen gaat (Larry: “Waarom doet Hashem mij dit aan?”), natuurkundige (Larry die zijn studenten de wiskundige vergelijkingen achter de paradox rondom Schrödingers Kat voorrekent) of filosofische (student Clive, die een onvoldoende heeft gehaald voor zijn wiskundetentamen: “Maar ik snap dat van die dode kat”).

De gebroeders Coen zijn er ook niet degenen naar om zich waar dan ook op vast te laten pinnen. Je zou je zelfs moeten afvragen of ze bij het schrijven van A Serious Man wel wisten waar ze zouden eindigen. In ieder geval komt de Deus ex machina die uiteindelijk letterlijk uit de hemel komt vallen ze wel bijzonder goed uit. Maar de Coens zouden ook de Coens niet zijn als ze niet met niets, een handvol semi-autobiografische herinneringen en hun weerzin tegen betekenis, toch een van hun meest geestige en betekenisvolle films gemaakt hadden. Gek genoeg ook een van hun meest controversiële: de observatie in een aantal Amerikaanse recensies dat A Serious Man een van hun meest joodse films is, deed een enorme discussie losbarsten over de al dan niet joodse zelfhaat en exploitatie van vooroordelen.

Ook daar hebben ze zich uit gered: de dibboek in de chassidische fabel die ze als voorspel aan de film hebben geplakt, zaait de hele film verwarring over de vraag wat waar is en wat niet, inclusief al te herkenbare stereotypen. En van de rabbijnen die Larry in zijn wanhoop om raad vraagt, geeft alleen de meest mysterieuze en mystieke uiteindelijk een antwoord: “When the truth is found to be lies, and all the hope within you dies, don’t you want somebody to love?” Jefferson Airplane, inderdaad.