Abbas Kiarostami: Les années Kanoon

De vele kleuren van de wereld

The Wind Will Carry Us

Een boxset met het verzamelde vroege werk van Kiarostami werpt een intrigerend nieuw licht op zijn milde, minimalistische latere meesterwerken.

De in 2016 overleden Iraanse filmgrootmeester Abbas Kiarostami zou dit jaar tachtig zijn geworden. Distributeur Potemkine brengt in samenwerking met MK2 daarom twee dvd-boxen uit met zijn werk. Een daarvan bevat een van Kiarostami’s bekendste werken, de zogenoemde Koker-trilogie: Where Is My Friend’s House? (1987), Life, and Nothing More (1992) en Through the Olive Trees (1994). Dat drieluik werd eind vorig jaar ook al in nieuw gerestaureerde dvd-edities uitgegeven door het Amerikaanse Criterion-label. Net als het latere werk van Kiarostami waren die films ook eerder al goed verkrijgbaar.

Unieker is de andere Potemkine-box, Les années Kanoon. Die verzamelt Kiarostami’s vroegste werk, gemaakt onder de vlag van het Iraanse Instituut voor de Intellectuele Ontwikkeling van Kinderen en Jongvolwassenen, alias Kanoon, waar de regisseur mede vormgaf aan de filmafdeling. De box bevat achttien korte en lange films, gemaakt tussen 1970 en 1989, zowel documentaire als fictie en vrijwel altijd met kinderen of jongeren in de hoofdrol. Ze zijn net als de Koker-trilogie volledig digitaal opgepoetst en bieden een prachtig inkijkje in Kiarostami’s ontwikkeling als filmmaker.

Gebroken hart
Het is verleidelijk om dit vroege werk te beschouwen als ‘vingeroefeningen’ voor de latere meesterwerken. Zo draait Kiarostami’s allereerste korte film Bread and Alley (Nan o kucheh, 1970) om een situatie die hij zeventien jaar later opnieuw in beeld zou brengen in zijn internationale doorbraakfilm Where Is My Friend’s House? (overigens ook een Kanoon-productie). Kiarostami’s komische debuutfilmpje draait om een jongen die het niet aandurft een woest blaffende hond te passeren. Net als in de latere speelfilm schiet een oude man te hulp. Hoewel het stilistisch nog lang niet de tegelijk strenge en ongedwongen stijl heeft van Kiarostami’s latere werk, valt wel al direct zijn zelfverzekerde hand op bij het regisseren van jonge en/of niet-professionele acteurs.

The Traveller en Bread and Alley

Ook Kiarostami’s zelfreflexieve benadering van de cinema als medium steekt al vroeg de kop op. De jonge hoofdpersoon uit The Experience (Tajrobe, 1973), die met een speeltijd van zestig minuten vaak wordt aangeduid als Kiarostami’s eerste speelfilm, vindt als hij voor het eerst zijn hart gebroken heeft troost in de bioscoop. En in de beroemdste scène uit opvolger The Traveler (Mosafer, 1974) stelt de jeugdige hoofdpersoon zichzelf op als regisseur, wanneer hij met een lege camera veinst portretten te maken van zijn klasgenootjes.

Te veel huiswerk
Toch doet het deze verzameling films tekort om ze alleen te zien als voorstudies. Ze hebben ook iets eigens, een vrolijk stemmende vrijblijvendheid die zijn latere werk ontbeert, hoe humoristisch dat ook kan zijn. Zie bijvoorbeeld de korte film Colours (Rangha, 1976), met een olijke voice-over bij beelden van de vele kleuren van de wereld, die en passant de gretige consumptiecultuur van het prerevolutionaire Iran schetsen. Zo is het gevoel van vrijheid in die vroegste films steeds nauw verbonden aan de sociale omstandigheden waarin Kiarostami ze maakte.

Zijn latere, beroemdere films maakte de regisseur ruim na de Iraanse Revolutie, waarbij in 1978 de prowesterse sjah werd ingeruild voor het islamitische bewind dat het land nog altijd bestuurt. Hoewel Kiarostami er niet de filmmaker naar was om expliciet politiek commentaar te leveren, sijpelt die sociale context als vanzelfsprekend door in zijn films.

Enkele van deze eerdere films werden gemaakt in het prerevolutionaire Iran, anderen erna – en één, First Case, Second Case (Ghazieh-e shekl-e aval, ghazieh-e shekl-e dou wom, 1979) verscheen precies midden in de revolutie. Het verschil is markant: de onschuldige vrijblijvendheid van de prerevolutionaire films slaat om naar urgentie en verkapte maatschappijkritiek.
Het hoogtepunt van de collectie is zonder twijfel de lange documentaire Homework (Mashgh-e shab, 1989), gemaakt tussen zijn internationale doorbraak met

Where Is My Friend’s House? en het bestendigen daarvan met Close-Up (1990). De film laat basisscholieren aan het woord over hun huiswerk: hoeveel tijd het ze kost (veel te veel), wie ze erbij helpt (meestal niet hun analfabete ouders) en wat voor straf ze krijgen als ze het niet goed of niet op tijd doen. In een hartverscheurende montage vraagt Kiarostami een hele reeks kinderen eerst wat het woord ‘straf’ betekent (“een pak slaag”, antwoorden de meesten) en vervolgens wat ‘aanmoediging’ is – waarbij zeker de helft kijkt of ze water zien branden.

Nergens gaat de film expliciet over de religieuze staatsinrichting; Kiarostami legt in een voice-over uit dat hij aan het “filmische onderzoek” begon uit bezorgdheid om zijn eigen zoons. Maar de film begint en eindigt met twee scènes waarin een schoolplein vol ukkies religieuze liederen scandeert, en in een overtuigende monoloog merkt een expert schijnbaar terloops op dat alle schoolvakken “inmiddels belast zijn met religieuze lesstof”. Voor de goede verstaander is dan allang duidelijk dat in Kiarostami’s visie de hele Iraanse samenleving wordt opgezadeld met véél te veel religieus huiswerk, en véél te strenge straffen voor wie daar niet aan voldoet.