Schouw/Spelers: Fedja van Huêt

Een expressief canvas

Fedja van Huêt. Foto: André Bakker

Hoe acteren Nederlandse filmacteurs? Deze maand een blik op Fedja van Huêt, die met zijn expressieve gezicht een portaal kan openen naar Hollywoods Gouden Tijdperk.

De invloedrijke Amerikaanse filmcriticus Manny Farber (1917-2008) stond graag stil bij de monumentale verschuivingen in de manier waarop Amerikaanse films omgingen met acteurs voor de camera. Waar de acteur tot en met de jaren dertig van de twintigste eeuw het middelpunt van de film was, en elk ander element – cameravoering, mise-en-­scène, belichting, kostuums, make-up – in het teken stond van het benadrukken van hun spel, verschoof volgens Farber in de jaren vijftig iets essentieels.

Wikkelde de stilering van een film zich eerst nog volledig om de verschijning van een speler, sindsdien werd het spel van een acteur een diffuser en meer geaard onderdeel van een groter geheel. In ruil voor psychologisch realisme ging, zo stelt Farber, iets verloren: de nadruk op het uiterlijk van spelers, op hun gebaren, op de emoties op hun gezichten, die het gehele morele universum van een film behelzen.

Eens in de zoveel tijd komt er een film voorbij die terug weet te grijpen op dat Gouden Tijdperk van de Amerikaanse cinema. Mike van Diems Oscar-winnende Karakter (1997) was er zo één. Een film die volledig in het teken durft te staan van Fedja van Huêts gezicht, een expressief canvas dat doet denken aan de tijden dat Gary Cooper en Gregory Peck het zilveren scherm vulden met hun waanzinnige gelaatsuitdrukkingen.

Van Diems verfilming van de gelijknamige roman van F. Bordewijk is zo eerder trouw aan de Amerikaanse filmtraditie dan aan zijn literaire inspiratiebron. Vooral Van Huêts fysieke gestalte in de film opent een portaal naar het Hollywood van de jaren dertig. Zijn kwetsbare gedaante – de mond meestal een beetje geopend en een open blik dankzij de hoge wenkbrauwen boven wijde, diepe ogen – wijst de weg naar het emotionele reservoir van de film. Het enige wat Van Diem en director of photography Rogier Stoffers hoeven te doen om de filmmagie van weleer op te wekken, is Van Huêts gezicht goed uitlichten en de camera zachtjes in zijn richting bewegen.

Nu een miniserie-versie van Dead Ringers (2023) met Rachel Weisz voor de thuiskijker te zien is, loont het de moeite om Martin Kool­hovens AmnesiA (2001) er weer eens bij te pakken. In die film is Van Huêt, net als ­Jeremy Irons in de klassieke Dead Ringers (1988) van David Cronenberg, zijn eigen tegenspeler. Het leverde hem zijn eerste van drie Gouden Kalveren op.

Zo’n doppelgänger-film is natuurlijk het perfecte vehikel voor een acteur om meerdere facetten van zijn spel te presenteren. Van Huêt doet dat met verve. Zijn Alex is een fotograaf die wordt geplaagd door onzekerheden en waanbeelden. Hij is cerebraal en timide. De gekantelde kaders van Koolhoven en cameraman Menno Westendorp benadrukken hoe Alex lijkt te willen verdwijnen uit de film. Aram is zijn tegenpool, een baldadige man die kaarsrecht in beeld staat en zijn lichaam in de psychologische strijd met zijn tweelingbroer werpt. Koolhovens vervreemdende en Freudiaanse drama komt tot leven door het contrast tussen die twee spelstijlen.

Van Huêts derde Gouden Kalf-winnende rol staat voor een ander type Hollywood. Als journalist Bas Haan in Sander Burgers De veroordeling (2021) benadert Van Huêt het naturelle spel van Robert Redford en Dustin Hoffman in All the President’s Men (1976), een toonbeeld van het Nieuwe Hollywood waarin een sterkere nadruk ligt op de psychologisering van een rol. Hoewel de extreme stilering van Karakter hier heeft plaatsgemaakt voor authenticiteit en realisme – waardoor er, om het spel te benadrukken, minder dramatische expressie zit in de filmtaal – blijft Van Huêts exceptionele acteerwerk fier overeind.

Zijn rol staat hier voor totale immersie: terwijl je Bas Haan volgt in zijn queeste om de Deventer moordzaak op te lossen, vergeet je vanzelf dat je naar Van Huêt kijkt. Zijn handelingen – de manier waarop zijn ogen heen en weer pingpongen tijdens een gesprek; de vormen waarin hij zijn wenkbrauwen fronst; het gefrunnik aan zijn gezicht terwijl hij zich concentreert op de zaak – zijn niet meer die van een filmster, maar van een mens van vlees en bloed. Het is niet meer het gekoesterde Hollywood van vroeger, maar nog steeds magisch om naar te kijken.