Filmthuis – 23 december 2015
MAKE WAY FOR TOMORROW
McCarey uit de schaduw
Met de dvd-uitgave van make way for tomorrow wordt Laurel en Hardy-ontdekker Leo McCarey weer terug op zijn plaats in de canon geplaatst.
Waarom is Leo McCarey niet bekender dan hij is? Of eigenlijk is de vraag misschien: waarom is McCarey niet net zo bekend als Frank Capra, de generatiegenoot met wiens carrière de zijne zoveel overeenkomsten vertoont. Beiden begonnen in de komediefabrieken ten tijde van de stomme film, en beiden beleefden ze hun artistieke en commerciële hoogtepunten in de jaren dertig en veertig, met drama’s die op de huid zaten van de Amerikaanse samenleving. Over het geheel genomen zijn McCarey’s films misschien zelfs wel beter: realistischer en dus bijtender, minder zoetsappig. Het verschil, simpel gezegd, tussen tranentrekken en echte emoties. Zou dat het dan gewoon zijn? Laat optimisme zich beter canoniseren dan pessimisme, zelfs als het altijd een hoopvol pessimisme is?
Hoe dan ook: McCarey staat nogal in Capra’s schaduw, historisch gezien. Hij staat toch vooral bekend om zijn komedies. Als de ontdekker van Laurel en Hardy, bijvoorbeeld, of althans: als degene die de twee komedianten bij elkaar zette en zo een onverwoestbaar duo creëerde. Of anders misschien als de regisseur van duck soup (1933), voor velen het hoogtepunt uit de stal van de Marx Brothers. Of als maker van de screwball-klassieker the awful truth (1937), waarmee hij het persona van Cary Grant (nota bene goeddeels gemodeleerd op McCarey zelf, zo willen de verhalen) voor altijd vormgaf. Het meer dramatische deel van zijn carrière is in ieder geval behoorlijk ondergesneeuwd — ongeveer zoals bij Capra juist het kolderieke begin vergeten is.
Criterion doet nu een manmoedige poging McCarey’s status in de filmcanon te bestendigen met hun uitgave van make way for tomorrow, misschien wel het hoogtepunt uit zijn dramatisch oeuvre. De film, gemaakt in hetzelfde jaar als the awful truth, was in ieder geval McCarey’s eigen favoriet, en werd ingegeven door het overlijden van zijn vader.
Literair beschrijven
Filmmaker Bertrand Tavernier was in de jaren zestig betrokken was bij de Franse release van de film, als onderdeel van de post-nouvelle vague herontdekking van Hollywoods gouden jaren. In zijn begeleidende essay in het dvd-boekje meldt hij dat hij destijds de critici verzocht om geen plotbeschrijving van de film te geven, om op een meer literaire manier de emotionele lading van de film weer te geven. Niet omdat er nu zoveel plot is, of omdat er een verrassende wending weggegeven kan worden, maar omdat het onderwerp van de film, sec opgeschreven, gewoonweg afschrikwekkend saai klinkt.
De vraag was toen in de meeste gevallen aan dovemansoren gericht, en ook ik ga me er niet aan branden. Maar de waarschuwing is op zijn plaats. Want geef toe: als ik opschrijf dat make way for tomorrow draait om een bejaard echtpaar dat in geldnood uit hun huis gezet wordt en tevergeefs bij hun kinderen aanklopt voor onderdak, dan rent u niet direct naar de dichtstbijzijnde dvd-winkel. En dat is jammer, want daarmee mist u een gevoelige maar genadeloos eerlijke film, een inspiratiebron voor Ozu’s tokyo story, die bovendien in het huidig tijdsgewricht weer al te relevant is. McCarey houdt zich verre van de belerende toon die impliciet doorklinkt in bovenstaande synopsis. Hij houdt de toeschouwer, zoals ook Tavernier observeert, op exact de juiste afstand: dichtbij genoeg om intens mee te voelen met de personages, maar met genoeg afstand om hun fouten en onzekerheden te blijven zien.
Hier dus geen hoogdravende monologen die de schrijnende werkelijkheid zullen ombuigen, zoals bij Capra. Er is geen ombuigen aan, het gaat erom het onvermijdelijke met opgeheven hoofd te ondergaan, en dus zit alles in de kleine gebaren. En dan komt McCarey’s meesterlijke acteursregie om de hoeken kijken. De zeventigers Lucy en Barkley Cooper worden hier gespeeld door Beulah Bondi en Victor Moore, ten tijde van de opnames slechts respectievelijk achtenveertig en negenenvijftig jaar oud. Hun leeftijd is echter nooit ongeloofwaardig, niet door goede make-up of speciale effecten maar gewoon doordat zij hun karakters zozeer in zich hebben opgenomen. Dat zou niet gewerkt hebben met de sterrencast waar de studio op aandrong, maar die McCarey wist af te houden.
En dus flopte make way for tomorrow in 1937, zoals dat gaat met persoonlijke projecten van regisseurs die weigeren het gitzwarte slot te vervangen door een happy end. Ook Tavernier en consorten hadden in de jaren zestig weinig commercieel succes met hun Franse revival. Het is te hopen dat het met deze uitgave anders loopt, want het etiket ‘Capraesque’ verdient het tegenwicht van McCarey’s onsentimentele sentimenten.
Joost Broeren
MAKE WAY FOR TOMORROW (Leo McCarey, 1937, Criterion, regio 1)
Wereldvreemd
FROWNLAND (Ronald Bromstein, Verenigde Staten, 2007, Factory Twentyfive, regio 1)
Deze film is niet voor iedereen bedoeld. Maar wie van mumblecore houdt — freaky, grofkorrelige nobudget producties in de stijl van Andrew Bujalski’s funny ha ha — moet absoluut Ronald Bromsteins frownland zien. De film volgt de onderdanige maar tegelijk extreem manipulatieve New Yorker Keith Sontag terwijl die een paar dagen door zijn miserabele leven sjokt. Sontags warrige tocht door de stad roept een hele serie films in herinnering die hun personages door diezelfde stad lieten zwerven. Of het nou Lodge Kerrigans clean, shaven (1993) is of Peter Solletts nick and norah’s infinite playlist (2008) of de films van Woody Allen. Net als Parijs en Londen is New York een stad die meer nog in films leeft dan in werkelijkheid bestaat. De duizenden verhalen die er zijn gemaakt kijken mee naar elk nieuw verhaal en elk nieuw personage. In die verdraaide wereld is zelfs sex and the city 2 een reflectie van frownland. En andersom. Maar in tegenstelling tot bijna al die andere films is er in frownland heel weinig dat de kijker verleidt. De film doet er juist alles aan om die kijker af te stoten en dat doet je realiseren hoe vaak cinema eigenlijk verleiding is en hoe weinig je bij het kijken echt wordt uitgedaagd. Uitgedaagd om door te kijken terwijl je niet meer wilt. Of uitgedaagd geduld te hebben met een personage dat alleen ergernis oproept. Cinema is verleiding omdat filmmakers weten hoe ze de kijker moeten raken en het is die macht die deze film resoluut naast zich neer legt. Keith Sontag weet juist niet hoe hij anderen moet raken. Dat is zijn grote probleem. Hij is niet mooi, hij lacht niet om dezelfde dingen als anderen, hij stottert, hij doet niets interessants, hij stelt lastige vragen en hij beleeft zijn avonturen niet eens in een voor de filmkijker aantrekkelijk, ordelijk patroon. Hij staat midden in de stad buiten de wereld. Wat moet je met zo iemand? Wat moet je met zo’n film? Zien dus. Echt zien. Echt proberen te zien wie deze Keith Sontag is. En wat deze film is.
Ronald Rovers
Leeg
THE END OF THE LINE (Rupert Murray, Groot-Brittannië, 2009, Filmfreak)
De openingsbeelden laten weinig ruimte voor misverstanden: de onderwaterwereld is het paradijs op aarde. Tenminste, zolang al die vissoorten in de prachtigste vormen en kleuren niet worden lastiggevallen door het efficiëntste roofdier aller tijden. Wie, denkt u? De haai? Nee suffie, de mens natuurlijk! Die zorgt er met zijn technologisch tot in de puntjes geperfectioneerde, grootschalige visvangst voor dat de wereldzeeën, volgens de voice-over ooit "gigantisch, schitterend en onuitputtelijk", beangstigend leeg beginnen te raken.
Daar gáán we weer, verzucht je dan. Het lijkt wel de premisse van iedere documentaire: als er niet snel iets verandert, is het te laat. Maar gelukkig zwaait regisseur Rupert Murray in the end of the line niet alleen met zijn vingertje. Met dank aan het gelijknamige boek van onderzoeksjournalist Charles Clover (The Daily Telegraph) komt hij met een stevig onderbouwde analyse van waar het misgaat, en laat hij in een optimistisch gestemd slotakkoord bovendien zien hoe het anders kan. Zo gedegen en positief zie je het zelden.
Wat wil de ironie? De vissers graven in feite hun eigen graf, door een veel te intensieve visserij. Een typisch staaltje korte termijn-denken, waaraan strengere vangstquota of minder vis op het menu een einde zouden kunnen maken. Maar terwijl politici vrezen voor banenverlies en regulerende organisaties zoals de ICCAT — die recent nog een verbod op de jacht op de exquise maar bedreigde blauwvintonijn weigerde — vleugellam zijn, blijken burgers zich nog nauwelijks bewust van het probleem van overbevissing.
the end of the line is geen film voor vegetariërs en ook niet per se voor dolfijnenknuffelaars, zoals de populistische actiedocumentaire the cove dat was. Hij lijkt eerder een waarschuwing aan het adres van sushiliefhebbers, die over vijftig jaar nog van dit culinaire hoogstandje willen kunnen genieten. Zij moeten het bord helpen weghalen dat de mensheid keer op keer voor z’n kop heeft.
Niels Bakker
Zelfmoord begrijpen
TOUT EST PARFAIT (Yves Christian Fournier, Canada, 2008, Lumière)
Hoe ga je er mee om als vier van je beste vrienden, of nee, alle vier je beste vrienden tegelijkertijd zelfmoord plegen? Dat is de vraag die de Canadese tiener Josh (Maxime Dumontier) voorgeschoteld krijgt in tout est parfait. Debuterend regisseur Yves Christian Fournier houdt de focus volledig op Josh’ belevingswereld, in een beeldtaal die duidelijk refereert aan het recente werk van Gus van Sant in elephant en paranoid park. Het is geen vrolijke plek. Josh’ ouders komen er niet in voor, en school is zo mogelijk nog minder belangrijk; die zien we dus vrijwel niet. Het verdriet en schuldgevoel dat hij met zich meedraagt zijn z’n hele wereld, en zijn dus alles wat we het eerste deel van de film te zien krijgen.
Na de begrafenis vraagt iedereen of de vier iets hadden gezegd, of hij het aan heeft zien komen. De psycholoog waar Josh met tegenzin heen gaat, vraagt of hij niet wil gaan begrijpen waarom zijn vrienden er een einde aan maakten. Maar Josh houdt alles af, en je krijgt meer en meer de indruk dat hij het allang begrijpt. In zichzelf gekeerd trekt hij door het troosteloze stadje, van kale parkeerplaats naar duister achterafsteegje naar de mijn die het idyllische landschap afbreekt, en wij trekken met hem mee. We zien korte flashbacks naar eerdere momenten tussen de vijf vrienden op die plekken.
De enige die door zijn pantser heen breekt is Mia (Chloé Bourgeois), de ex van één van de vier zelfmoordenaars tot wie Josh voorzichtig toenadering zoekt. Pas wanneer hij door Mia’s toedoen iets meer gaat zien van het verdriet van de ouders van zijn vrienden, krijgen wij dat ook te zien. Dan zijn we al hard op weg naar de ontknoping, die lang niet zo verrassend is als de makers lijken te denken. Maar die zet het voorgaande wel in een verontrustend nieuw licht en biedt een eerste glimmertje hoop voor de rest van Josh’ leven.
Joost Broeren
Top 10 import-dvd’s
SHADOW OF FEAR/NIGHTMARE AT 43 HILLCREST/COME DIE WITH ME/THE INVASION OF CAROL ENDERS
Het zijn volle dagen op de overzeese dvd-markten, dus spelen we deze maand het spelletje: hoe prop ik zoveel mogelijk titels in een top-10. Te beginnen met deze vier puike jaren zeventig-mysteries voor de prijs van anderhalf. (Dark Sky, regio 1)
THE PARTY IS OVER/THE PLEASURE GIRLS
Nog zijn fijn dubbelkopje: twee nieuwe toevoegingen aan BFI’s Flipside-label. De films uit 1965 tonen de hoogtijdagen maar ook de keerzijden van het London in de swinging sixties. (BFI, regiovrij)
ECLIPSE SERIES 21: OSHIMA’S OUTLAW SIXTIES
Meer zestiger jaren-wellust in de vijf films in deze Criterion-box. "De Godard van het Oosten", noemt de distributeur de maker ervan, Nagisa Oshima. De titels spreken boekdelen: pleasures of the flesh, violence at noon, sing a song of sex, japanese summer: double suicide en three resurrected drunkards. (Criterion/Eclipse, regio 1)
MIYAMOTYO MUSASHI: THE ULTIMATE SAMURAI
We stampen door, met deze vijfdelige reeks over de legendarische samoerai-meester Miyamoto Musashi, door kenners geroemd om zijn tweehandige zwaardtechniek. (AnimEigo, regio 1)
EROICA
Vooruit dan, een paar losse titels. Maar dan om te beginnen wel een die bestaat uit twee losse verhalen, over de Tweede Wereldoorlog in Polen. Verhalen van een laffe zoon die een stoere held wordt, en van een ontsnapping uit een strafkamp. (Second Run, regio 2)
SHADOWS OF FORGOTTEN ANCESTORS
Artificial Eye brengt ons de internationale doorbraak van de Russische filmmaker Sergei Paradjanov, vooral bekend van zijn latere colour of pomegranates. Een portret van een persoonlijke tragedie afgezet tegen de grootse landschappen van de Karpaten. (Artificial Eye, regio 2)
THE BEEKEEPER
Vooruit, eentje nog, maar het is echt de laatste, dit drama van Theo Angelopoulos over de gepensioneerde schoolmeester Spyros (Marcello Mastroianni) die als midlife-remedie bijen gaat houden. (Artificial Eye, regio 2)
EXPLOITATION CINEMA: WACKY TAXI/SUPERARGO
Terug naar de multi-boxen met deze tamelijk onverwachte combinatie: een komisch (bedoeld) drama over een fabriekswerker die zijn eigen taxibedrijfje op wil starten (van en met John ‘Gomez Addams’ Astin), en een Italiaanse B-film over superheld Superargo. (Code Red, regio 1)
CLASH OF THE OLYMPIANS
Met clash of the titans kwam vorige maand de oudheid weer eens terug op het grote scherm. Reden voor deze verzameling van zestien (!) Italiaanse ‘zwaarden-en-sandalen’-films, vol gespierde mannen, ravissante dames en kwaadaardige monsters. (Mill Creek, regio 1)
MORAL TALES BOX SET/ESSENTIAL ERIC ROHMER BOX SET
Een laatste dubbelklapper om het af te ronden: twee boxen met werk van de in januari overleden meester van de praatcinema Eric Rohmer. In totaal negen films uit zijn bijna zestig jaar lange carrière. (Artificial Eye, regio 2)
Joost Broeren
Deze lijst is samengesteld door Boudisque. Voor meer informatie ga naar boudisque.nl