Boeken: The Press Gang: Writings on Cinema from New York Press 1991-2011

Cinefielen op de kast

Daughters of the dust

Filmjournalisten Godfrey Cheshire, Matt Zoller Seitz en Armond White schreven in verschillende combinaties voor de New York Press. Hun uiteenlopende en onverschrokken bijdragen – van met name White, de geboren querulant – zijn gebundeld in The Press Gang.

Het alweer in 2011 ter ziele gegane de New York Press werd in 1988, nota bene in Baltimore, opgericht als tegenhanger van het populaire The Village Voice. Het doel was om New Yorkers in hun eigen stad de loef af te steken. De New York Press was een tweewekelijks gratis tijdschrift, bestierd door een rechts-conservatieve hoofdredacteur. Maar in het voorwoord van The Press Gang wordt benadrukt dat het schrijversteam een samenraapsel was van linkse, rechtse en eigenzinnige types. Dat geldt zonder meer voor het filmkatern waarin Godfrey Cheshire (1991-2000), Matt Zoller Seitz (1995-2006) en Armond White (1997-2011) de boventoon voerden.

Het trio gidste de lezer destijds langs filmrevoluties in Iran en Taiwan, de Dogme 95-beweging, de introductie van digitale projectie, de impact van internet en de culturele implicaties van de aanslagen op 11 september 2001. Ze namen in hun observaties geen blad voor de mond. The Press Gang wordt dan ook met veel bravoure gepresenteerd als een soort laatste stuiptrekking van de onafhankelijke filmjournalistiek. Daar zit een kern van waarheid in, omdat er sinds de teloorgang van tijdschriften als de New York Press steeds minder paginaruimte is voor filmkritiek in kranten en tijdschriften. Hoewel onafhankelijke filmkritiek op internet welig tiert.

Godfrey Cheshire was vanaf 1991 enkele jaren de enige filmjournalist op de burelen van de New York Press. Hij is afkomstig uit North Carolina, uit een familie van plantagehouders. Dat levert interessante inzichten op, zoals in zijn lovende recensie van Daughters of the Dust (1991) van Julie Dash, over een zwarte gemeenschap op een eilandengroep voor de kust van South Carolina. Cheshire roept in zijn recensie dat het een schande is dat dit pas de eerste bioscooprelease is die is geregisseerd door een Afro-Amerikaanse vrouw. De criticus ontpopt zich daarnaast als voorvechter van Chinese en Iraanse films.

In 1995 voegt Matt Zoller Seitz zich bij de redactie. De uit Dallas afkomstige jongeman staat bekend als kenner van indiefilms en om zijn liefde voor de genrefilm. Zijn artikelen zijn verfrissend omdat Zoller Seitz zelfspot en zelfreflectie niet schuwt. Ook speelt hij met de vorm van zijn schrijfsels (zie zijn kijk op Memento, 2001), durft hij voorspellingen te doen over popcultuur (The Matrix (1999) wordt volgens hem een groot fenomeen) en waagt hij zich in de discussie rondom masculiniteit op het witte doek.

Seitz en Cheshire zijn filmcritici met een open blik, van wie de artikelen nog steeds de moeite waard zijn. De twee kennen hun klassiekers maar zijn ook buitengewoon geïnteresseerd in wat de toekomst gaat brengen. Dat geldt geenszins voor Armond White, het enfant terrible van de Amerikaanse filmjournalistiek. Hij wordt in 1997 aangesteld om, zoals in het voorwoord wordt omschreven, ‘cinefielen en reguliere bioscoopbezoekers op de kast te jagen’. De meeste artikelen van de grillige conservatief laten zich omschrijven als ‘vroeger was alles beter’. Vroeger is overigens erg relatief: soms Max Öphuls, af en toe Jean-Luc Godard, maar vooral Robert Altman.

Amerikaanse droom
Altmans Nashville (1975) passeert in bijna elke recensie van White de revue. Als voorbeeld voor hoe het moet; als voorbeeld voor ‘hoe de filmcultuur geen interesse meer heeft in complexe verhalen’. Ook als White wél lyrisch is over een film dan moeten andere films en filmmakers het flink ontgelden: Three Kings (1999) is goed; die andere militairenfilm uit datzelfde jaar, Beau travail, is zwak.

White’s conservatisme is misschien wel terug te leiden naar zijn jeugd in Detroit. Zijn familie was het eerste zwarte gezin uit de buurt dat verhuisde naar een Joodse buurt. White leerde zich aan te passen en te geloven dat de Amerikaanse Droom niet discrimineert.

Dat is mogelijkerwijs een van de redenen waarom het nooit boterde tussen White en Spike Lee (die in Do the Right Thing (1989) en de rest van zijn oeuvre juist verwijst naar de discriminerende Amerikaanse Droom). Hoewel White in The Press Gang wel degelijk een aantal lucide punten aanstipt die ook vandaag de dag nog een heet hangijzer zijn. Zoals de toentertijd door critici genegeerde culturele impact van Scarface (1983) in de zwarte gemeenschap en bijvoorbeeld de wijze waarop alleen films die een markt vinden aandacht krijgen van het filmjournaille. En zijn quote over Gone with the Wind (1939) is nog steeds zeer treffend: ‘Hollywoodfilms zijn dromen voor de één, nachtmerries voor de ander.’


The Press Gang. Writings on cinema from New York Press, 1991-2011, Godfrey Cheshire, Matt Zoller Seitz en Armond White; redactie Jim Colvill | 2020, Seven Stories Press, New York, Oakland en Liverpool | 467 pagina’s | €25,50