Daughters of the Dust

De magie die Beyoncé inspireerde

Julie Dash’ Afro-Amerikaanse vrouwenfilm Daughters of the Dust gold in 1991 als de eerste grote bioscooprelease van een zwarte vrouwelijke filmmaker. 26 jaar later en een cultstatus rijker werd dit fantastische filmgedicht in een gerestaureerde versie uitgebracht.

Hoe groot de cultstatus en de impact van Daughters of the Dust is blijkt 25 jaar later uit Lemonade, het visuele album van het zwarte feministische culturele icoon Beyoncé Knowles, dat gretig naar de spirit en de magische poëzie van Dash verwijst. Daughters of the Dust begint met bezwerende, mysterieuze tribale muziek en natuur- en dierengeluiden, die samen met beelden van door vingers glippend zand en een in een rivier badende vrouw de toon zetten. De begintekst — afstammelingen van Afrikaanse slaven leven anno 1902 op een eiland voor de kust van South Carolina in vrijheid en isolement — kondigt schijnbaar een historisch drama aan maar een vertelstem blijkt geen traditionele getuige. “Ik ben de eerste en de laatste, de hoer en de heilige, en velen zijn mijn dochters”, klinkt het terwijl de camera lichtjes vertraagd door een slaapkamer glijdt. “Ik ben de stilte die je niet kan begrijpen.” Hierna volgt een archetypisch koloniaal beeld: een bootje met zwarte stuurlui en een in het wit geklede vrouw als passagier. Maar Yellow Mary is zwart én trots. Ze lacht (te) uitdagend wanneer nicht Viola met haar uitspraak “het verleden is een proloog, ik zie deze dag als een eerste stap richting vooruitgang” erg blank denkt.

Samen met de magische sfeer geeft dit omkeren van clichés aan dat de Afro-Amerikaanse cineaste Julie Dash buiten de Hollywoodlijntjes wilde kleuren. Door niet te kiezen voor een rechtlijnig verhaal dat verteld wordt vanuit een heroïsch hoofdpersonage, maar voor meerdere perspectieven en verhaallagen, sloot Dash net als haar collega-dwarsliggers van het L.A. Rebellion-collectief (zie onder) aan bij de Afrikaanse cultuur. Haar ondertussen 25 jaar jonge film is in 2016 digitaal gerestaureerd.

Te revolutionair
Dat Julie Dash (1952) filmmaker zou worden lag niet in de lijn der verwachtingen. ‘Geen van de beelden die ik als kind zag van Afro-Amerikaanse vrouwen suggereerde dat wij films konden maken’, schrijft Dash in Daughters of the Dust. The Making of an African American Woman’s Film, ‘mijn dromen werden gevormd door filmverhalen waarin wij niet voorkwamen.’

Dat ze in 1991 met haar debuut Daughters of the Dust voor de eerste grote bioscooprelease van een zwarte vrouwelijke filmmaker zou zorgen stond evenmin in de sterren geschreven. De in New York opgegroeide Dash leek voorbestemd om turnlerares te worden tot ze tijdens een workshop ontdekte dat film het beeld van zwarten kon bijstellen. Een animatiefilm (The Legend of Carl Lee Du Vall) leverde geen toegangsticket op voor de filmcursus van UCLA maar ze mocht wel L.A. Rebellion-boegbeeld Larry Clark assisteren bij diens revolutionaire drama Passing Through. Dankzij een beurs kon Dash een American Film Institute-opleiding volgen, korte films (Illusions, Four Women) draaien en research doen voor Daughters of the Dust.

Immigratie en de Afrikaanse diaspora waren thema’s die Dash boeiden en familieverhalen zetten haar aan om de problematiek te bekijken vanuit het standpunt van zwarte vrouwen die begin twintigste eeuw overwegen om van de eilanden voor de kust van South Carolina noordwaarts te migreren. Vrouwen van de eerste generatie vrij geboren Afro-Amerikanen die door hun isolement nog verbonden waren met de oorspronkelijke Gullah-cultuur. Gestimuleerd door L.A. Rebellion-kompaan Charles Burnett besloot Dash te breken met rechtlijnige mainstream cinema via meerdere vertellers en niet van A via B naar C lopende verhalen. ‘Onze cultuur is niet binair’, aldus Dash, ‘we spreken in ritmes en gevoeligheden. We zijn circulair en communiceren via improvisatie, beweging, dans en spraak.’

Een beetje te revolutionair, want zelfs na proefopnamen kon ze geen Amerikaanse of Europese financiers overtuigen. Gelukkig zag producent Lynn Holst wel iets in het project en kon Daughters of the Dust mede dankzij privéfinanciering en grants afgewerkt worden. Een bekroning op het Sundance Filmfestival (voor Arthur Jaffa’s camerawerk) leidde onverwacht tot een reguliere bioscooprelease.

Dag van feest
Daughters of the Dust focust op het ‘laatste avondmaal’ voor de Peazant-familie naar het vasteland trekt. Voor de familie waar vrouwen de dragers van traditie zijn is het een dag van feest, eerbetoon en ritueel afscheid. Julie Dash voert twee vertellers op, overgrootmoeder Nana en het ‘ongeboren kind’, en speelt met de notie van een verstrengelde en overlappende niet-lineaire tijd. Een flexibele tijd die de matriarch verbindt met haar dochter, kleindochter en ongeboren achterkleindochter. ‘Het is meer sciencefiction dan geschiedenis’, preciseert Dash, ‘het is een meditatie, een stroom van ideeën.’ Ze gebruikt research niet om de werkelijkheid na te bootsen maar om het verhaal te verrijken met symbolen, geluiden, objecten, rituelen en visuele tableaus die de diversiteit van de Afrikaanse cultuur weerspiegelen. Zo drukken de tekens op het kerkhof, de schildpad met symbolen en het in water drijvende standbeeld de complexiteit uit van cultuur, herinnering en overlevering.

Dat zorgde voor verwarring. Zo werd de witte kledij van de Peazant-familie ten onrechte als onrealistisch beschouwd. Er was ook onbegrip voor de keuze van Dash om slavernij niet te symboliseren via wonden en littekens maar via permanent indigo gekleurde handen, een metafoor waarmee Dash zowel de blijvende impact als het economische aspect (lees: uitbuiting) van slavernij uitdrukt. ‘Ik probeer te herdefiniëren wie we zijn en hoe we er vandaag uitzien via wie we waren’, schrijft Dash. Daarom is ze ‘bezig met de betekenis van wat zich binnen beeldkaders afspeelt én met de indruk te geven dat de beelden schilderijen uit een familiealbum zijn’.

Gelijkwaardig
Dash en Jaffa spelen met beweging in beeld en met vertraging van beelden. De invloed van L.A. Rebellion is merkbaar in het democratische gebruik van ruimte. Daar waar Hollywood hiërarchie creëert binnen een beeldkader (helden overheersen en verwijzen anderen naar de achtergrond) is bij Dash iedereen gelijkwaardig (bij breedbeeldopnamen én bij deep focus shots) en wordt de blik van de kijker niet geleid (via close-ups en montage) maar juist gestimuleerd om zelf het beeld te lezen. Dat wordt overduidelijk wanneer de fotograaf een groepsportret ensceneert of wanneer de camera van pratende volwassenen naar spelende kinderen gaat en terug. Alle personages bewaren hun waardigheid en via Yellow Mary (een lesbische vrouw met een verleden) pleit Dash voor een nieuwe beoordelingsstandaard. “If you love yourself, love Yellow Mary“, vraagt Eula Peazant.

Empathie heeft immers net als solidariteit, herinnering, overgangsrituelen en traditie een helende functie in de Gullah-cultuur. Net zoals voedsel voor de maag (gumbo) en de geest (mythes). Al is de overlevering vaak tegenstrijdig, zoals de legende van de geketende slaven die volgens een man overboord sprongen en volgens vrouwen over water terug naar huis wandelden of magisch transformeerden in vogels. Daughters of the Dust vat de mystiek in poëtische beelden die een universum creëren waarin heden, verleden en toekomst samenkomen. “Ancestors and the womb are the same“, stelt Nana Peazant.

Na Daughters of the Dust bleef Julie Dash actief met tv-films zoals Love Song en The Rosa Parks Story (en binnenkort de documentaire Travel Notes of a Gychee Girl) maar kreeg nooit de kans om een volwaardige filmcarrière uit te bouwen. ‘Dat heeft niet enkel te maken met ras maar ook met geslacht’, benadrukt Dash, ‘de filmwereld verkiest mannelijke verhalen boven vrouwelijke perspectieven.’ Het glazen plafond deed zijn werk, de L.A. Rebellion-spirit de rest. ‘Ik ontdekte dat men op duizenden manier “nee” tegen je kan zeggen’, stelt Dash ‘maar ik zei zelf ook vaak “nee” wanneer het niet ging op de manier die ik wilde.’ Want films maken om films te maken is niets voor Julie Dash. In de woorden van Beyoncé: “Sorry, I ain’t sorry.


L.A. Rebellion

“Clyde Taylor omschreef ons altijd als de L.A. Rebellion”, zegt Julie Dash in het boek L.A. Rebellion: Creating a New Black Cinema. “We vonden dat toen een grap maar die bijnaam bleef kleven.” Zoals ‘film noir’ geen verzinsel was van filmmakers is ook L.A. Rebellion niet bedacht door de UCLA-filmstudenten die in de periode van eind jaren zestig tot midden jaren tachtig een ‘andere cinema’ ontwikkelden als alternatief voor Hollywood. Het was activist en journalist Clyde Taylor die werd wakker geschud door Haile Gerima’s Harvest: 3.000 Years (1976), en als zelfaangestelde PR-man van wat hij zag als ‘New Black Cinema’ kwam aanzetten met ‘L.A. Rebellion’, toen hij als curator een filmprogramma ontwikkelde voor het Whitney Museum. Taylor focuste op zwarte filmmakers en sprak over een ‘beweging’. Haile Gerima, samen met Larry Clark en Charles Burnett een van de toonaangevende UCLA-rebellen, corrigeert: “L.A. Rebellion was een collectief van niet alleen zwarten maar ook chicanos, native Americans, Iraniërs en Japanse Amerikanen die de witte main­stream cinema afwezen. We vormden geen coherente politieke of culturele beweging, we waren gewoon een uitbarsting.” Het was een heterogene groep verbonden door het streven onafhankelijk te werken en een alternatief te bieden voor de ‘blanke blik’ van mainstream cinema. “We rebelleerden tegen het beeld dat Hollywoodfilms van ons schetsten,’ aldus Dash, “we wilden ons herdefiniëren en een eigen stem ontwikkelen.”

Dat gebeurde via films zoals Child of Resistance (Gerima), Illusions (Dash), Passing Through (Clark), Killer of Sheep (Burnett), The Kitchen (Alile Sharon Larkin) en Emma Mae (Jamaa Fanaka), films die de woede en frustratie van hun turbulente tijdsgewricht uitademden maar volgens Taylor “ook in het hedendaagse culturele landschap nog radioactief zijn”. De filmwereld stond echter niet te popelen om de ‘colored gaze’ van de L.A. Rebellion te omhelzen, en de outsiders bleven betoverd door de droomfabriek. “In het geheim fantaseerden we hoe Hollywood ons zou binnenhalen”, stelt Gerima die de periode mist “waarin we elkaars films beter maakten”. De droom van collectief filmmaken verdampte maar L.A. Rebellion plantte wel de zaadjes die ontkiemden in Daughters of the Dust, een symfonisch filmgedicht dat via inhoud én vorm de zwarte identiteit weerspiegelt. Trots en zelfbewust. Naar Gerima’s advies: “Reageer niet op domheid maar vertel persoonlijke verhalen.”


L.A. Rebellion: Creating a New Black Cinema, red. Allyson Nadia Field, Jan-Christopher Horak en Jacqueline Najuma Stewart | University of California Press, 2015 | 454 pagina’s