Boeken: Ghost of an Idea: Hauntology, Folk Horror, and the Spectre of Nostalgia
Sprekende geesten

Enys Men
Nostalgie is een van de drijvende krachten achter horror, legt horrorliefhebber William Burns uit in deze eigenzinnige, maar bij vlagen hobbyistische ode aan het behekste genre.
Nostalgie fungeert al sinds jaar en dag als een van de belangrijkste fundamenten van het horrorgenre. Niet in de traditionele vorm, als een fijne maar onbehaaglijke heimwee naar het verleden, maar als een verwijzing naar al dan niet metaforische spoken, die na een historische traumatische ervaring rond blijven zwerven in het heden. Die onbestemde band met het verleden is precies wat horrorliefhebbers aantrekt in het genre, schrijft William Burns in Ghost of an Idea: Hauntology, Folk Horror, and the Spectre of Nostalgia. Burns hangt zijn bespiegelingen over horror op aan hauntology, de in 1993 door filosoof Jacques Derrida bedachte theorie.
Hauntology raakt aan nostalgie: de term verwijst naar sociale en culturele elementen uit ons verleden die in het heden terugkeren als geestverschijningen. Onze levens, zoals Burns uiteenzet, worden gedomineerd door geesten die onze trauma’s onderdrukken. Hauntology laat deze “geesten spreken” en maakt onze “herinneringen tastbaar”. Burns ageert in zijn boek tegen valse nostalgie. De culturele industrie is aan de haal gegaan met hauntology, vindt hij, en “verworden tot een nostalgiefabriek”.
Burns haalt een aantal voorbeelden aan, waaronder de Texas Chain Saw Massacre–franchise. Waar het eerste, door Tobe Hooper geregisseerde deel duidelijk iets te zeggen had over het Amerika van toen, zijn veel van de delen die daarop volgden een soort zielloze duplicaten. Burns waarschuwt in zijn boek dan ook voor de vercommercialisering van nostalgie: “Nostalgie kan door kwaadwillende partijen ook gebruikt worden als een paard van Troje om een agenda mee naar binnen te smokkelen die creatieve vrijheid niet toejuicht, maar beteugelt.”
Heel diep gaat Burns niet in op deze materie. Aan het begin tekent hij nog enkele vragen op: is nostalgie nodig om kunst te scheppen? Of is de alomtegenwoordigheid van al dan niet artificiële nostalgie in de populaire cultuur juist het symptoom van een cultuur in verval? Antwoorden op deze vragen heeft Burns niet, geeft hij ook zelf toe. In plaats daarvan vult hij het slot van zijn boek met venijnige essays, waarin hij onder meer liefhebbers van stripboekverfilmingen een veeg uit de pan geeft: “Is het niet tijd om de actiefiguren weg te doen? Om op zoek te gaan naar iets betekenisvollers, iets intellectuelers?”
Burns ziet het dan ook als zijn taak in Ghost of an Idea om de lezer als een soort horrorarcheoloog mee te nemen in een reis langs verschijnselen die hij als oprecht nostalgisch beschouwt.

Brutalistische architectuur
Een passage uit het boek doet denken aan The Brutalist (2024). In het epische drama van Brady Corbet wordt ontrafeld hoezeer brutalistische architectuur een relatie heeft met de betonnen structuren van naziconcentratiekampen. Burns beschrijft hoe het naoorlogse brutalisme in Londen de wijken die in 1940 ernstig werden getroffen tijdens de Blitz maskeert. Daar spookt het, daar kan je in het straatbeeld met enig verbeeldingsvermogen het menselijk lijden zien dat verstopt ligt onder het beton. Hij gebruikt hiervoor de term psychogeografie, die de invloed van onze omgeving op emoties en gedrag aanduidt.
Burns laat zich van zijn beste kant zien als hij zoals hierboven theorieën verbindt met tastbare voorbeelden. Dat doet hij ook uitgebreid met films. Zoals het in psychogeografisch perspectief belangwekkende Enys Men (Mark Jenkin, 2022), een psychedelische horrorfilm over een vrouw op een eiland aan de Engelse zuidwestkust. De plaats van handeling, vol rotsen, wilde bloemen en vogels, wordt bijna een unheimisch personage op zichzelf. Naast psychogeografie speelt hauntology ook met narratieve tropen zoals coming-of-age. Zie Skinamarink (2022), de ijzingwekkende debuutfilm van Kyle Edward Ball over twee kleine kinderen die dolen door hun pikdonkere ouderlijk huis. Het is een film die overduidelijk verwijst naar Balls herinneringen aan de nachtmerries uit zijn jeugd.

Kinderliedje
De titel Skinamarink verwijst ook naar een bekend kinderliedje. Dat is geen toeval, kinderliedjes vormen vaak een inspiratie in de hauntology. Halverwege het boek interviewt Burns contemporaine muziekartiesten die haunted muziek maken, zoals Angeline Morrison van het folkgezelschap The Rowan Amber Mill, die is beïnvloed door kinderseries met folksongs uit haar jeugd. Maar na de intrigerende bespiegeling over hauntology lijken de weinig verheffende interviews uit dit tweede hoofdstuk vooral een excuus voor Burns om zijn muzikale helden te ontmoeten.
Burns had scherper moeten zijn in zijn keuzes. Zijn kritiek op superhelden is tamelijk infantiel. Zijn boek is op zijn meest nostalgisch en lucide als Burns zich buigt over de bijdrage die nostalgie levert aan de evolutie van kunst: daar had hij zich misschien meer op moeten toespitsen. Zijn omschrijving van Twin Peaks: The Return (2017) spreekt, ook in het kader van hauntology, boekdelen: “Dit is geen conservatieve, veilige oefening in nostalgie waarin David Lynch buigt voor de fans.” Het werk van Lynch, schrijft Burns, fungeert als de katalysator voor al het nieuwe, gebracht vanuit de voorhoede van artistieke bewegingen.
Ghost of an Idea Hauntology, Folk Horror, and the Spectre of Nostalgia William Burns | 2025, Headpress | 286 pagina’s | € 25 (Hardcover)