Redactioneel – November 2020
Na zes maanden thuis proefpersoon te zijn geweest in onze eigen streaminglaboratoria en na als bioscoopbezoekers het aanbod van de laatste maanden op het grote scherm bekeken te hebben, komen velen van ons tot dezelfde conclusie: meer is niet per se beter. Sterker nog: meer is minder. Want al wordt een handjevol blockbusters wél uitgesteld, het is onmiskenbaar dat zowel streamingdiensten als een deel van de distributeurs vooral met volume bezig zijn en hun kanalen of bioscoopslots vullen met afgeprijsde titels van de internationale markt. Na de derde middelmatige Scandi-thriller of scifi met bordkartonnen decors en houten dialogen, begin je de interesse te verliezen.
Half oktober verscheen een interessant essay in het Amerikaanse blad Vanity Fair: ‘Has Peak TV already Peaked?’, vertaald: ‘Is Top-tv al over de top?’ De Amerikaanse televisie moest de afgelopen jaren concurreren met de gestoorde realityshow die het Trump-tijdperk is, stelt auteur Sonia Saraiya, en ‘nu hebben we een miljoen kijkopties maar veel minder dat de moeite waard is’.
Trumps presidentschap werd al rond de inauguratie met een 376 jaar oude term omschreven als een ‘kakistocratie’ – een systeem dat niet in de buurt komt van excellentie, sterker nog, dat niet eens het nut inziet van excellentie. Een systeem dat het belang niet ziet van het streven naar kwaliteit: daar schuilt een fundamentele achteruitgang in. Want ook al halen films en series zelden het hoogste niveau, soms lukt het wel. Reiken naar het hoogst haalbare heeft een intrinsieke waarde, die verloren gaat als politiek maar ook film en tv alleen met volume proberen te scoren. Saraiya stelt dat ook de Amerikaanse tv-productie inmiddels een kakistocratie is geworden. Er wordt ongeveer 2,5 keer meer geproduceerd dan in 2009, meldt het artikel, maar echt goede tv is ‘zorgelijk schaars’.
Ik had het ter kennisgeving aangenomen (want het stuk ging specifiek over Amerikaanse tv) als Filmfonds-directeur Bero Beyer niet precies deze kwestie op tafel had gelegd in ons interview. “We moeten niet meer alles wat we hebben op het doek kwakken”, zegt Beyer. Nog iets preciezer: we moeten beter nadenken over wat we willen maken. Het publiek wil volgens hem eigenzinnigheid. Dat laatste is een cruciaal inzicht – want mensen raken door herhalingen en formules echt een keer uitgekeken op middelmatige films en tv en ze worden bovendien steeds mediawijzer en herkennen middelmaat dus steeds sneller.
De vraag is dan natuurlijk: wat versta je onder eigenzinnig? Ik denk dan toch meer aan La haine of Rabat of aan Ierse films als The Guard of Wolfwalkers: films die én helemaal hun eigen koers volgen én een groter publiek aan kunnen spreken. Hoe dan ook: je concentreren op minder maar betere films en eigenzinnigheid is een belangrijke stap, mits het niet bij mooie woorden blijft. Uiteindelijk wil geen enkel publiek en geen enkele bevolking een kakistocratie.