Filmfonds-directeur Bero Beyer over de coronacrisis

‘We moeten het weer hebben over waar film voor staat’

Hoe vergaat het de Nederlandse filmwereld in de coronapandemie? Filmfonds-directeur Bero Beyer ziet veel ellende, maar voelt zich niet de kapitein op de Titanic. “Er zijn een hoop positieve bewegingen in de filmwereld. Als we die vasthouden komen we twee keer sterker uit die crisis dan we erin gingen.”

Heeft iemand Bero Beyer wel eens somber gezien? Kleine kans, want de man straalt altijd optimisme uit. Hij beseft dat zelf ook, zegt Beyer lachend in het Zoom-interview. Wie een deprimerend verhaal verwacht over de gevolgen van de coronacrisis voor de Nederlandse filmwereld, is bij de directeur van het Filmfonds aan het verkeerde adres. Beyer is “veel te positief van aard om niet te weten dat dit juist iets goeds kan opleveren”, zegt hij over zichzelf.

Dat doet misschien een onverbeterlijke optimist vermoeden, iemand die in een uitslaande brand een fijne mogelijkheid ziet om de handen te warmen, maar Beyer is niet blind voor de werkelijkheid. “Dit gaat wel over een ramp”, stelt hij vast over het effect van corona op de filmwereld. Maar ook rampen kunnen mogelijkheden bieden.

Er zijn wel eens mensen onder een gelukkiger gesternte aan een nieuwe baan begonnen dan Beyer. Begin dit jaar was hij nog directeur van het IFFR en leidde hij er zijn vijfde en laatste editie voordat hij overstapte naar het Filmfonds. “Het was een hartstikke leuke editie. Ik ging daarna naar het filmfestival in Berlijn, heb drie dagen geslapen toen ik terugkwam, en ging toen naar het Filmfonds. Acht dagen later brak de coronacrisis uit.” Sinds dat moment staat Beyer in crisisstand. “Vergeef me als ik even wat minder kleur op mijn gezicht heb, ik heb weinig zon gezien, maar het hart is stevig.”

Coronaproof
Terugblikkend op maart zegt Beyer dat hem en het Filmfonds snel duidelijk werd dat de coronacrisis geen tijdelijke dip in de filmwereld zou veroorzaken. “Dat het allemaal langer duurt dan menigeen had gehoopt, dringt nu overal door, maar wij zagen al snel dat het voor de filmsector veel langer zou gaan duren dan een half jaartje. Je kon makkelijk zien dat het zeker anderhalf of twee jaar zou gaan duren. Het wegvallen van festivals als Cannes had meteen invloed op de productie van nieuwe films, doordat financiers elkaar niet meer konden ontmoeten. Natuurlijk konden ze dat ook online doen, maar dat werkt niet bij financiering. Alleen dat had dus al gevolgen voor de lange termijn.”

Het Filmfonds had andere zorgen dan het wegvallen van Cannes. “Onze taak was en is om voor de hele Nederlandse filmketen een zinnig antwoord te vinden op essentiële punten.” Dat klinkt vaag, maar de “stuk of twaalf maatregelen” die het Filmfonds uit de grond stampte om de sector overeind te houden, zijn dat niet (zie kadertje). Beyer somt op: “Het gaat van steun aan producties tot aan een vergoeding van meerkosten om coronaproof te kunnen draaien; van ondersteuning van filmtheaters tot aan steun aan campagnes voor het uitbrengen van films; van steun aan individuele makers met de projecten Film Fast Forward en Lockdown Cinema tot de Garantieregeling Pandemie.”

Lokale aangelegenheid
Beyer noemt de maatregelen “een nauw doorvlochten netwerkje, dat in elkaar stort als je er iets uithaalt”. Dat het Filmfonds snel deze steun kon geven, is te danken aan snel handelen binnen de eigen middelen en het eerste steunpakket van 300 miljoen euro dat de rijksoverheid in april uittrok voor het overeind houden van de culturele sector. De golf van kritiek die losbarstte op het in vergelijking met veel andere sectoren geringe bedrag, leidde tot een tweede steunpakket van 482 miljoen euro.

Over hoeveel van dit geld bij het Filmfonds terecht komt, kan Beyer op dit moment weinig concreets zeggen. “We zijn nog in gesprek. Eind november is de verdeling over de diverse culturele sectoren pas duidelijk. Wij hebben substantiële middelen gevraagd voor de financiering van de meerkosten van producties. Over het doorzetten van de pandemieregeling hebben we wel al een positief bericht ontvangen.”

Nog niet duidelijk is of het Filmfonds, net als bij het eerste culturele steunpakket, filmtheaters zal ondersteunen. Eerder dit jaar deed het Filmfonds dat wel met 3,5 miljoen euro, afkomstig uit het culturele steunpakket van de rijksoverheid. Omdat de nood bij de filmtheaters hoog was, legde het Filmfonds er zelf nog ruim één miljoen euro bij. Bij het tweede steunpakket zal het mogelijkerwijs anders gaan, blijkt uit Beyers woorden. Dat komt doordat veel geld deze keer direct naar gemeenten zal gaan, die beslissen welke culturele instellingen en activiteiten zij zullen steunen. Beyer erkent dat het overeind houden van filmtheaters daarmee een lokale aangelegenheid wordt. Filmtheaters in dorpen en steden met gemeentebesturen die weinig op hebben met film kunnen waarschijnlijk fluiten naar steun, terwijl filmtheaters met gemeentebesturen die het belang van film inzien, gered zullen worden.

Verwaarlozing
Doel van het coronabeleid van het Filmfonds is ‘het verstevigen van de wendbaarheid en weerbaarheid van de sector’. Het is Beyers favoriete onderwerp, omdat hij de coronacrisis niet alleen als een ramp ziet, maar ook als een kans om achterstallig onderhoud en urgente zaken die zijn verwaarloosd aan te pakken. “Alle ontwikkelingen die haperden en schuurden, en waarvan we wisten dat we als filmindustrie er iets mee moesten, liggen nu bij wijze van spreken blakend naakt in de corona-zon.”

Beyer noemt het denken over windows, de tijd tussen bioscoopuitbreng en online, dvd en tv-vertoning. “Dat moet veranderen. Je moet in hybride oplossingen denken en openstaan voor gelijktijdige uitbreng. Het gaat erom dat je de mogelijkheden van films ten volle benut. Mensen willen dolgraag films zien. Wat de filmindustrie moet doen is de economische basis zo maken dat alle sectoren kunnen overleven. Dat hebben we steeds voor ons uitgeschoven, maar ook als er een coronavaccin is, blijft dit spelen.”

Wat ook blijft spelen, is de overkill aan uitgebrachte films. “De afgelopen jaren gebeurde het omgekeerde van waar het Filmfonds voor pleit. Er worden jaarlijks zo’n vijfhonderd films afgevuurd in de bioscoop en de filmtheaters in de hoop dat er een paar blijven plakken. Dat moet anders. We moeten minder films uitbrengen, zodat betekenisvolle films een grotere slagingskans krijgen. We moeten films meer ruimte, diepte en lengte geven. Je ziet dat het werkt bij De beentjes van Sint Hildegard. Buladó is ook zo’n voorbeeld. Die films doen het verrekte goed.”

Eigenzinnigheid
Minder films op het doek betekent ook minder Nederlandse films maken, beaamt Beyer, die dat geen nieuw beleid noemt. “Die beweging was er al. Doreen [Boonekamp, de vorige directeur van het Filmfonds, JvdB/RR] pleitte er al jaren voor. We moeten nadenken over hoeveel films we echt willen maken. Het gaat mij om de best mogelijke films. Daarin gaat het niet per se om een groot publieksbereik, maar om eigenzinnigheid en ambitie.” Beyer ziet daarin geen verschil tussen arthousefilms en grote publieksfilms. “Feitelijk gaat het om hetzelfde: films moeten het medium en het publiek serieus nemen. We moeten het weer hebben over waar film voor staat. En het publiek niet onderschatten. Eigenzinnigheid is juist wat het publiek wil zien.”

Dat bioscopen en filmtheaters met maximaal dertig mensen in zalen moeten overleven, is dramatisch, maar Beyer hoopt dat ze niet opgeven. “Ook met in het achterhoofd de gedachte dat het cruciaal is om de mensen aan filmtheaters en bioscoop te blijven binden. Anders zullen zij na de coronacrisis misschien alleen nog films online kijken.” Al ziet hij dat laatste niet snel gebeuren. “De meerwaarde van met elkaar in filmtheater en bioscoop naar een film kijken blijft ongeëvenaard. Ik denk niet dat deze crisis dat principieel verandert, maar we moeten de ruimte nu omarmen om dingen te verbeteren. Niet meer alles wat we hebben op het doek kwakken. We moeten met meer overtuiging Nederlandse films in het culturele segment of in de markt zetten. Dan komen de mensen echt wel kijken, want ze hebben bij de streamingdiensten alles dan wel gezien.”

Voor als we het nog niet begrepen hadden: Beyer voelt zich geen kapitein op de Titanic. “Er zijn een hoop positieve bewegingen gaande in de filmwereld. Als we die een tijdje vasthouden komen we twee keer sterker uit de crisis dan we erin gingen.” De scheepvaartanalogie is bij hem in goede handen: “We zitten met zijn allen in dezelfde boot. De filmindustrie is niet in staal geklonken en af, maar flexibel en in beweging. Ze is veel wendbaarder van aard dan een ouderwetse stoomboot. De filmindustrie regenereert.” Filosofisch mijmerend: “De toekomst ligt daar waar de linkerhand weet wat de rechter doet en de voeten weten waar het hart naar toe wil.”


Filmfonds vs. corona

Groeten van Gerrie

Het Filmfonds reageerde snel op de corona-crisis met een twaalftal steunmaatregelen.
Te veel om op te noemen, maar een paar eruit gelicht. De filmtheaters werden gesteund met 4,6 miljoen euro. De Garantieregeling Pandemie (2,5 miljoen euro) maakte filmen weer mogelijk nadat opnames waren platgelegd omdat verzekeraars niet verzekerden tegen de gevolgen van de coronacrisis, zoals een lockdown. Filmmakers konden voor het realiseren van films over de coronacrisis terecht bij Lockdown Cinema; elf filmmakers kwamen in aanmerking voor een bijdrage van in totaal 1,5 miljoen euro. In Film Fast Forward (500 duizend euro in totaal) konden filmmakers versneld subsidie krijgen (à 10.000 euro) voor het uitwerken van een filmidee. Ook Netflix droeg een steentje bij: het onlineplatform steunde via het Filmfonds filmmedewerkers in financiële nood, van cameramensen tot clapperloaders, met 1 miljoen euro. De rest financierde het Filmfonds zelf. Beyer: “De samenwerking was snel, sweet and simple en met het juiste aangrijpingspunt willen we de samenwerking graag voortzetten.”