Redactioneel – November 2019

Tijdens het recente filmfestival van Londen werden filmmakers tijdens een panel opgeroepen om films te maken over klimaatverandering die een breed publiek kunnen bereiken en niet alleen preken voor eigen parochie. Een van de sprekers was Scott Z. Burns, producent van An Inconve­nient Truth (2006). Klimaatverandering is ontegenzeggelijk een urgent probleem en je kunt alleen maar hopen dat mensen die dat ontkennen ooit de pijn van hun vergissing zullen voelen. Maar: alsjeblieft geen politieke boodschappen verpakt in prekerige, middelmatige films. Prekerig en middelmatig is immers vaak de norm voor wie met een boodschap een groot publiek wil bereiken.

De traditionele manier om politieke boodschappen in de kunsten te versimpelen, meestal in een realistisch ogende stijl, helpt in ieder geval niet. Jos van der Burg schrijft op pagina 24 over de (on)zin van politieke films. Decennialang hebben we films voorbij zien komen die op toegankelijke manieren waarschuwen tegen fascisme en charlatans. Dat houdt fascisten en charlatans niet tegen, zien we nu. Of zie het zo: Banksy is leuk, maar we hebben het inmiddels toch vooral over de idiote bedragen die voor Banksy’s werk betaald worden. Discussie over wat de kunstenaar laat zien, is er niet.

Wie de realiteit probeert na te bootsen, doet die realiteit tekort. Op pagina 22 schrijft Pim van den Berg over de hang naar realisme in games en waarom dat een heilloze weg is. Jean Renoir steld vorige eeuw precies hetzelfde over film: ‘We weten dat in de geschiedenis van alle kunsten de komst van perfect realisme samenging met perfecte decadentie. Waarom is alles prachtig wanneer de techniek nog primitief is, en bijna alles lelijk wanneer de techniek is geperfectioneerd? Technische perfectie creëert alleen verveling, want het kan de natuur slechts nabootsen. De natuur nadoen kan enkel leiden tot de dood van een kunstvorm.’ Liever die realiteit laten zien zoals die is: verschrikkelijk en prachtig, tegenstrijdig, onkenbaar en onbegrijpelijk.

Cinema is een empathiemachine, schreef criticus Roger Ebert ooit. Dat kan cinema inderdaad zijn. Maar niet als je de wereld versimpelt en daarmee je publiek onderschat. Bertrand Bonello’s Nocturama (2016) is vooral door Engelstalige critici afgefikt vanwege z’n ontoegankelijkheid en ‘hipsterterrorisme’, maar die film zegt meer over terreur dan Clint Eastwoods The 15:17 to Paris (2018). Bonello’s Zombi Child (2019), (nog) niet in Nederland te zien, zegt meer over de erfenis van het Franse kolonialisme dan Indochine (Régis Wargnier, 1992). Het zijn maar voorbeelden.

Je kunt zeggen: de eenvoudige, eenduidige verhalen hoeven de complexe verhalen niet uit te sluiten. Dat klopt, maar de productie van die complexe verhalen staat overal ter wereld onder druk. Ken Loach – zie hiernaast – is het hier hartstochtelijk mee oneens. Zijn films, zoals zijn nieuwe aanklacht tegen moderne slavernij waarover we hem spraken (pagina 16), zijn altijd activistisch geweest. De vraag is alleen: wie komt er echt in actie door die films?