Redactioneel – Februari 2020

Les misérables

‘Van Khartoem tot Santiago, van Beiroet tot Hong Kong, van Algiers tot de Champs-Élysées: al anderhalf jaar stromen golven van mensen door de straten en over de pleinen. We zien ze voorbijtrekken op tv’s en smartphoneschermen. Individueel en collectief zijn we dagelijks filmers, kijkers, tegenstanders, voorbijgangers van beelden.’

Aldus een tekst bij de tentoonstelling Les peuples des images, vrij vertaald ‘het volk van de verbeelding’, die van 24 januari tot 9 februari te zien is in het Parijse Centre Pompidou. Binnenkort hebben we een verslag online. Op pagina 18 schrijven we over Ladj Ly’s Les Misérables, over de groeiende protesten in de Parijse voorsteden en pagina 24 kijken we naar het Hongkong-programma Ordinary Heroes op IFFR, dat zich vanzelfsprekend ook richt op de protesten daar.

Hoe kijk je naar de protestbewegingen, naar de massa’s gezichten die voorbijtrekken? Hoe zien we elkaar via onze camera’s? In filmtaal: hoe frame je mensen? Hoe laat je ze zien in het kader van je scherm?

Filmkritiek is voor een deel het ontdekken van nieuwe manieren om te kijken en de woorden vinden om te beschrijven wat je ziet, zoals we nog maar net beginnen te leren hoe we kritisch kunnen kijken naar games en virtual reality (pagina 20). Nieuwe vormen van beeldcultuur die om een nieuwe taal vragen.

Maar filmkritiek is ook stilstaan bij oude manieren van kijken. Sinds ik kort na de oprichting van – ik meen – SBS6 in 1995 een programma zag waarin strandbezoekers werd gevraagd of ze voor 250 gulden een handvol spuug van voorbijgangers wilden opdrinken, weet ik dat moreel besef en de camera niet altijd samengaan. Anderen komen door schade en schande tot dat inzicht of leren het van oude Franse filmmakers; ik leerde het bij SBS.

Ik moest aan dat moment denken toen een Vlaamse collega afgelopen week een tekst uit 1961 noemde van, jawel, een oude Franse filmmaker. De tekst gaat over Kapò van Gillo Pontecorvo die het jaar daarvoor was verschenen, een film die zich afspeelt in een concentratiekamp. Meer specifiek gaat de hele tekst over één shot (een zoom-in op het moment dat een personage sterft) dat volgens de auteur bewijst dat Pontecorvo geen enkel moreel besef had toen hij de film maakte en totale minachting verdient.

Probeer je voor te stellen dat je in 2020 bij de aanwezigheid van welke camera dan ook de vraag stelt of de maker zich bewust is van de morele dimensie van de beelden. Of het nou om film gaat, televisie of een telefooncamera. Beseft de maker dat het uitmaakt hoé je mensen laat zien?

Ik vermoed dat we bijna allemaal weten dat je dan wordt uitgelachen. Want wat een hopeloos ouderwetse vraag. En dan besef je hoe ver we onszelf verwijderd hebben van welke morele gedachte dan ook als we de camera op iets richten. Terwijl het een cruciale vraag is in een wereld waarin alles en iedereen altijd zichtbaar is door het oog van een camera.