Wolken in mei
Filmploeg veroorzaakt tweespalt
In de aimabele Turkse film Wolken in mei zaait een progressieve filmploeg onrust binnen een boerengemeenschap, waar iedereen langs elkaar heen lijkt te leven. Waar is het leven beter, in de moderne grote stad of op het platteland?
Net als in Alejandro Agresti’s Door de wind gejaagd worden in Nuri Bilge Ceylans Wolken in mei (Mayis sikintisi) leden van een gesloten, nagenoeg autarkische plattelandsgemeenschap overvallen door filmmakers. In Agresti’s nostalgisch-absurdistische manifest wordt het celluloid vertegenwoordigd door de wat verlopen filmheld Jean Rochefort, in Ceylans beeldende egodocument vormt de jonge regisseur Muzaffer (Ozdemir) de exponent van het witte doek. Beide mannen dringen met het moderne medium een relatief archaïsche wereld binnen die nog nauwelijks klaar lijkt te zijn voor de impact die het fenomeen ‘film’ op de levens van de dorpsgenoten kan hebben.
Waar de bioscoop in Agresti’s film de Patagonische boerengemeenschap echter nog kon verbinden, veroorzaakt de filmploeg die in Wolken in mei het kleine Anatolische dorpje opschrikt voornamelijk tweespalt. Net als in de stukken van Anton Tsjechov — aan wie regisseur Ceylan zijn film heeft opgedragen — vervreemden de mensen van elkaar. De conservatievere oude generatie en hun aan de moderne tijd aangepaste loten leven in het antieke decor onbewust langs elkaar heen.
Een goed voorbeeld daarvan is de scène waarin filmer Muzaffer een oude oom van hem een screentest afneemt. De jonge regisseur wil een productie schieten in zijn oude geboortestreek en heeft een hoofdrol aan zijn eigen familieleden toebedeeld. Ook al tonen deze over het algemeen weinig animo voor het project, toch laat de enthousiaste jongeling hen allen bij wijze van screentest enige voorgeschreven teksten declameren. De bejaarde oom wil in plaats van de gedicteerde monoloog reciteren veel liever verhalen vertellen over zijn recent overleden vrouw die hij zo intens mist. Zijn neef repliceert het sensibele betoog met een nauwelijks onderdrukte geeuw.
Klaagzang
Een ander moment dat aan de gesprekken in Harold Pinters ‘Verjaardagsfeest’ lijkt te refereren, is de sequentie tussen Emin, de vader van de regisseur (overtuigend gespeeld door de vader van Ceylan zelf), en de jonge lokale kleermaker. Tijdens een bezoek aan de ambachtsman doet de senior, die wordt gekweld door de depressies die de Turkse wolken in mei met zich meebrengen, hardgrondig zijn beklag over de overheid, die een stuk bos dat hij al jaren verzorgt wil gaan kappen. De tailleur heeft geen enkele boodschap aan de klaagzang van Emin en kwebbelt lustig door over een lastige klant die hij zojuist te woord heeft moeten staan.
Wolken in mei is de tweede lange film van de 41-jarige Turkse scenarist-cameraman-regisseur Ceylan. Net als in zijn debuut Kasaba (De stad) ligt ook over zijn opvolger, mede door het gebruik van louter vrienden en familie als acteurs en zijn geboortestreek als filmlocatie, een niet te negeren autobiografisch zweem. Zijn ego-representant in de film is de al genoemde Muzaffer, een regisseur die door zijn afkomst uit de zeker voor de dorpelingen verre, grote stad Istanbul al het nieuwe en vooruitstrevende vertegenwoordigt. Vooral de oudere leden van zijn familie zien het hele nut van Muzaffers filmproject niet in. Jonge neef Saffet daarentegen hoopt met zijn rol in het project een succesvolle toekomst in de grote stad te kunnen waarborgen. De wat schlemielige fabrieksarbeider is tot twee keer toe gezakt voor zijn universitaire toelatingsexamen en ziet het schrikbeeld om de rest van zijn leven in het landelijke gehucht te blijven plakken steeds meer bewaarheid worden.
Klein raampje
Voordat Ceylan zijn karakters enige ontwikkeling gunt, moet de kijker zich eerst een uur lang door slepende, esthetische shots van het dorp, zijn bewoners en hun dagelijkse besognes heen worstelen. De term ‘worstelen’ klinkt wellicht in deze wat oneerbiedig, want liefhebbers van Turkse plattelandspanorama’s zullen hun ogen uitkijken bij de ronduit schilderachtige beelden die de regisseur hen gedurende de eerste helft van de film voorschotelt en die qua sfeer Karim Traïdia’s De Poolse bruid in herinnering roepen.
Toch beginnen de plaatjes pas echt te leven wanneer Ceylan het zijn personages gunt uit hun ban van alledaagsheid te breken. Halverwege de film dient de voltallige filmploeg van Muzaffer zich daadwerkelijk in het gehucht aan om de dorpelingen in al hun aimabele naïviteit vast te leggen. Hoe poëtisch de plaatjes die de regisseur schiet echter ook worden, de mooiste gebeurtenissen vinden toch plaats buiten het bereik van de camera. Alle familieleden komen weer wat nader tot elkaar en de kleine dorpsgemeenschap blijkt, net als in Agresti’s Door de wind gejaagd, toch te prefereren boven de vermaledijde moderne grote stad. In een nachtelijk gesprek tussen Muzaffer en zijn neef Saffet raadt de stedeling de dorpeling dan ook ernstig af naar het door hem zo geïdealiseerde Istanbul te verkassen.
“Je hoeft er minder te werken en krijgt meer geld”, denkt Saffer. “Maar heb je enig idee wat het leven daar kost?”, repliceert zijn ervaren neef. “In Istanbul kan je door het kleine raampje in de wc niet eens zien welk seizoen het is. Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens.” Een hoopgevende moraal, die onvoorwaardelijk wordt ondersteund door het ontroerende laatste shot: een oogverblindend mooie zonsopgang die de donkere wolken in mei van de oude Emin weer volledig doet verdrijven.