Wałęsa: Man of Hope

Andrzej Wajda's heldentrilogie: monumentale mannen

De Poolse trilogie De man van marmer, De man van ijzer en Wałęsa: Man of Hope van Andrzej Wajda brengen een hommage aan onverzette­lijke ijzervretende mannen.

Regisseur Andrzej Wajda (88) houdt niet van watjes. En al helemaal niet van opportunisten. Mannen die met alle winden meewaaien zijn hem een gruwel. De wereld moet het hebben van mannen die hun hakken in het zand zetten. Die handelen uit onverwoestbare principes. Klassieke morele helden, tegen wie wij, gewone feilbare mensen, kunnen opkijken.

De titels van Wajda’s Man of-trilogie — heldentrilogie dekt de lading beter — spreken boekdelen: De man van marmer, De man van ijzer en Wałęsa: Man of Hope. Massieve woorden, die in de Nederlandse context doen denken aan de wierookvisie op het verzet tegen de Duitsers in de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog. Verzetsstrijders waren helden uit één stuk, die niet treuzelden maar het kwaad te lijf gingen. Dat in het verzet ook geruzied werd, stommiteiten werden begaan, en dat sommigen eerder handelden uit zucht naar avontuur dan uit morele principes, wilde Nederland nog niet weten. Voor grijstinten was nog geen plaats.

Ook in Wajda’s trilogie is daarvoor geen plek. In deze films figureren onfeilbare helden. Dit is geen verwijt aan Wajda. Natuurlijk niet. De regisseur is getekend door de gruwelijke en turbulente Poolse geschiedenis van de twintigste eeuw. Zijn vader, een Poolse legerofficier, was één van de ruim twintigduizend Polen die in 1940 door het Russische leger in de buurt van het dorp Katyn werden geëxecuteerd en in een massagraf werden gedumpt. Wajda was toen veertien jaar. Op zijn tachtigste maakte hij over deze oorlogsmisdaad de speelfilm Katyn.

Propagandaslachtoffer
Voor Wajda is het in Polen tot aan de verdwijning van het communistische regime in 1989 altijd oorlog gebleven. Na de gruwelen van de Duitse bezetting werd het land een Russische vazalstaat, waarin Stalin, die de dood van Wajda’s vader op zijn geweten had, het voor het zeggen had. In de repressieve jaren vijftig maakte Wajda een geweldige oorlogstrilogie (A Generation, Kanal, Ashes and Diamonds), een veilig genre in het communistische Polen. Daarna volgden vele literatuurverfilmingen, ook geen genre waaraan het communistische regime aanstoot nam.

Toen het communistische regime in de jaren zeventig scheurtjes begon te vertonen, greep Wajda de kans om het naoorlogse Polen te fileren. In De man van marmer (1977) voert hij een gedreven filmstudente op, die een eindexamenfilm maakt over een communistische modelarbeider (hij kan op één dag meer dan dertigduizend bakstenen metselen) in de jaren vijftig. De filmmaakster ontdekt dat de man in ongenade viel toen hij doorkreeg dat hij een propagandamiddel was. Door voor arbeidersrechten te gaan strijden, bezegelde hij zijn lot: het regime spuugde hem uit en hij werd in 1970 doodgeschoten bij arbeidersprotesten tegen barre werk­omstandigheden bij de Lenin-scheepswerf in Gdansk.

Dat het fictieve, maar niet ver van de werkelijkheid verwijderde personage door kogels om het leven kwam, komen we overigens pas te weten in de vervolgfilm De man van ijzer, want de censuur schrapte dit uit het script. In De man van marmer horen we dat hij dood is, maar niets over de oorzaak. De man van marmer gaat over de transformatie van een propagandaslachtoffer in een morele held, maar ook over het maken van filmpropaganda. De film laat geweldig zien dat voor communistische propaganda over arbeidershelden niet méér nodig was dan een sullige jongen en een cynische filmregisseur.

Sociale hooligan
De man van marmer hekelt vooral de stalinistische jaren vijftig, maar met De man van ijzer zette Wajda vier jaar later het mes in het hedendaagse Polen. Dat was een stuk bedreigender voor het regime, dat onmachtig was om iets tegen de film te doen. De man van ijzer volgt het leven van de zoon van de modelarbeider uit De man van marmer. Hij heeft het morele besef van zijn vader geërfd en organiseert in 1976 op de Lenin-werf een staking. Dat dit personage geënt is op stakingsleider Lech Wałęsa zal niemand ontgaan.

Tegenover de onkreukbaarheid van de twintiger staat een radiojournalist, die van de autoriteiten belastende reportages moet maken over de stakingsleider. Of hij hem maar even wil ‘ontmaskeren’ als ‘sociale hooligan’, alcoholist, CIA-agent, hoerenloper en vandaal. Het loopt anders, omdat de journalist diep onder de indruk raakt van de drijfveren van de stakers, die strijden voor een humane maatschappij. De film, die een romantisch-heroïsch beeld schetst van de Poolse onafhankelijke vakbond Solidariność — de interne conflicten blijven verborgen — eindigt in 1980 met de legalisering van de vakbond, een ongekende overwinning in een communistisch land.

Het zegt veel over Wajda dat hij ruim dertig jaar na deze film met Wałęsa: Man of Hope terugkeert naar dit glorieuze arbeidersverleden. Het brave eerbetoon aan zijn vriend Wałęsa oogt als het afscheidsstatement van een oude man. Wajda roept de Polen op terug te keren naar de saamhorigheid en het idealisme van toen. Wałęsa: Man of Hope is doortrokken van een nostalgisch verlangen naar de tijd dat vijanden en helden duidelijk te onderscheiden waren.

Het is veelzeggend dat de film in 1989 eindigt met Wałęsa’s ultieme triomf: er komen vrije verkiezingen in Polen en Wałęsa spreekt het Amerikaanse Congres toe. Dat Wałęsa een jaar later tot president werd gekozen, blijft buiten de film. Begrijpelijk voor een regisseur die de Poolse werkelijkheid graag in scherp zwart-wit ziet, want Wałęsa’s presidentschap was geen onverdeeld succes. Met zijn autoritaire stijl riep hij zoveel weerstand op dat hij vijf jaar later bij de verkiezingen verpletterend werd verslagen. Wajda voelt zich thuis bij helden en schurken, niet in het warrige en troebele dagelijkse leven.