Warfare
Zinloosheid maakt de held

Warfare
Warfare toont de Irak-oorlog als zinloos, maar het spannende actiespektakel verbeeldt de oorlog toch als heroïsch. Kun je überhaupt een anti-oorlogsfilm maken?
“Amerika zal niet alleen naar jouw land komen en al je mensen doden, ze zullen twintig jaar later terugkomen en een film maken over hoe het doden van jouw mensen hun soldaten verdrietig maakte.” Warfare gaat niet precies over verdrietige soldaten, maar dit citaat van komiek Frankie Boyle benadrukt hoe absurd en gewelddadig een filmische herhaling van een invasie is. Want wat wil de film met het naspelen van een Iraakse veldslag uit 2006 bereiken?
Alex Garland (Men, 2022; Civil War, 2024) staat niet bepaald bekend om zijn diepgravende analyses. Hij blinkt vooral uit in visuele vertellingen, een vaardigheid die absoluut tot zijn recht komt in deze film, die hij samen met Irak-veteraan Ray Mendoza schreef en regisseerde.
Warfare opent met een scène waarin een groep soldaten zich rond een computer heeft verzameld waarop de videoclip van ‘Call on Me’ van Eric Prydz uit 2004 speelt. Alles is luid en fel. Dan: stilte, duisternis. De mannen lopen ’s nachts door een Iraakse woonwijk, op zoek naar een huis dat ze als basis kunnen gebruiken. Deze verschuiving in intensiteit werkt ontzettend goed, en Garland en Mendoza zullen eenzelfde verschuiving nog eens gebruiken, ongeveer dertig minuten later, wanneer de soldaten plotseling onder vuur worden genomen. Na een half uur lang gefocust te hebben op de zintuiglijke ervaringen van de soldaten (krabben aan een achterhoofd, water uit een plastic fles drinken, in een andere plastic fles plassen, snuiftabak onder de lip smeren) hakt dit erin.
Los van het bestaansrecht van een film, is het op zijn minst belangrijk om je af te vragen wat het doel van een film is, waarom en met welk streven een film gemaakt wordt. En hoewel Warfare een fenomenaal spannende oorlogsfilm is, biedt hij geen nieuw perspectief op de oorlog in Irak. Het is de vraag of zo’n nieuw perspectief überhaupt mogelijk is in een Amerikaanse film, zeker een die, zoals Warfare, gebaseerd is op de herinneringen van de soldaten (niet in de laatste plaats van Mendoza zelf).
Soldaten weten niet hoe de oorlog voor hun tegenstanders is – ze zijn getraind om zich daar niet druk over te maken – en een film over hun herinneringen geeft dan ook niet om de Irakezen. Toch worden er enkele pogingen gedaan om met hen te sympathiseren, zoals wanneer er een foto van een jongen wordt getoond die voor het huis staat dat de soldaten innemen en later met kogelschoten, granaten, rookbommen en bloedvergieten zullen vernietigen.
Maar deze pogingen zijn nietig in een film die gebouwd is op vaak bekritiseerde beeldtaal: de Amerikaanse soldaten als individuen in close-ups, de Iraakse opstandelingen als anonieme Anderen, meestal getoond door het vizier van Amerikaanse sluipschutters of als verlichte doelen in zwart-witte luchtopnames, en in alle gevallen met sjaals om hun hoofd gewikkeld, waardoor ze in feite inwisselbaar zijn.
Oorlogsmythe
Kun je een anti-oorlogsfilm maken? Of, beter nog, kun je een actiefilm maken die anti-oorlog is? Als het hoogste doel van de actiefilm entertainment is, dan zijn alle pogingen om de legitimiteit van oorlog in twijfel te trekken nutteloos. Misschien is het hele idee van verhalen vertellen niet te vereenzelvigen met iets dat anti-oorlog is, omdat een verhaal ergens per definitie zin aan geeft. Terwijl de beste kritiek van oorlog laat zien dat oorlog ineffectief, destructief en zinloos is.
Dus waarom de oorlog in Irak verfilmen? Op kleine schaal vertellen Mendoza en Garland het grotere verhaal, waarin Amerika een vreemd land innam en het verwoest achterliet. Aan het einde van dit gevecht, dat bijna volledig in real time wordt gefilmd, blijft de camera hangen op de ravage die de Amerikaanse soldaten achter hebben gelaten, op de burgers die hun huis verloren.
En waarvoor? De film toont hoe zinloos dit gevecht was. De doden en gewonden zijn zonder reden gevallen – waarom de soldaten hier precies zijn, wordt alleen in vage militaire termen benoemd, en hoe ze verwikkeld raken in het gevecht blijft onverklaard (een jonge soldaat roept wanhopig: “Ik weet het niet! Ik weet het niet!”, als het hem wordt gevraagd).
Toch maakt dit zinloze gevecht helden van de soldaten. Als de vele strakke actieshots (zonder muziek, maar desondanks flashy) dat nog niet duidelijk maakten, dan hameren de eindcredits, waarin de echte gezichten van de soldaten worden getoond naast de acteurs die hen spelen, het er wel in. Als we de mythe van de oorlogsheld niet kunnen verdrijven, dan zijn alle pogingen om de mythe van de oorlog te ontkrachten tevergeefs.