United We Stand

Het sterkst als de muziek spreekt

United We Stand

De sympathieke Russische cellist Maya Fridman organiseerde het afgelopen jaar in heel Nederland met groot succes benefietconcerten voor Oekraïense oorlogsslachtoffers. Documentairemaker David van Tijn portretteert haar in een documentaire die het niveau van een reportage nauwelijks ontstijgt.

Soms is het goed als een documentairemaker zijn film zo snel mogelijk onder de aandacht brengt van de kijker. Als het onderwerp nog vers op het netvlies staat, kunnen de beelden meer impact hebben. In die zin is het een goede zet dat United We Stand minder dan een jaar na de Russische invasie van Oekraïne verschijnt. Documentairemaker David van Tijn portretteert de Russische cellist Maya Fridman, die direct na het uitbreken van de oorlog in februari met een keur aan vakgenoten benefietconcerten begint te geven om de Oekraïense burgers een hart onder de riem te steken.

Dat is onmiskenbaar een bijzonder gegeven: een Russin die het en plein public opneemt voor de mensen uit haar buurland. Fridmans vader – die ten tijde van de opnames van United We Stand nog in Rusland zit – drukt zijn dochter tijdens een videogesprek aan het begin van de film dan ook op het hart dat hij haar “altijd heeft geleerd om eerlijk te zijn”.

De fysieke afstand tussen vader en dochter, die tijdens deze digitale ontmoeting voelbaar is, staat haaks op de nabijheid van het publiek tot Fridman en de muzikanten tijdens de benefietconcerten. In de concertzalen bevindt Fridman zich bijna tussen de mensen en dringt gaandeweg door hoe belangrijk haar missie is: het slechten van die afstand; zorgen dat mensen tot elkaar komen.

In de muziek weerklinkt vervolgens die boodschap van leed en hoop. De film toont indrukwekkende performances van onder meer de Oekraïense pianist Anna Fedorova, de Letse cellist Mischa Maisky en de Nederlandse sopraan Channa Malkin. Deze muzikale passages, waarin de instrumenten voor zich spreken, zijn beduidend sterker dan de bespiegelingen van de muzikanten voor de camera, waarin ze vooral platitudes bezigen – “kunst is iets onsterfelijks” en “de geschiedenis herhaalt zichzelf”.

Dat is een gemiste kans, omdat het lijkt dat het Van Tijns intentie was om de kijker te inspireren en om het gevoel dat Fridman in de concerten overbrengt ook voor het bioscooppubliek invoelbaar te maken. Daar slaagt United We Stand maar deels in. Het is meer een verzameling losse passages (een interview; een concertregistratie; een tableau met oorlogsbeelden) dan een coherent geheel. En die concertbeelden zijn an sich ook niet op een uitdagende wijze gefilmd.

Niettemin is het indrukwekkend om te zien wat er gebeurt als Oekraïners en Russen in die andere wereld, die van de cultuur, op harmonieuze wijze de handen ineenslaan.