True Mothers

De eenlingen van Naomi Kawase

Op een mission statement zul je de zachte films van Naomi Kawase niet betrappen. Toch dragen die films, over personages die zich onbemind en ongezien voelen, onderhuids een vorm van protest in zich, toont ook haar nieuwe film True Mothers weer. Kawase filmt vanuit een radicaal gelijkheidsprincipe. Alles wat leeft heeft een stem.

Hikari is zwanger, en dat is een ramp. “Een kind kan geen kind opvoeden”, briest haar moeder tegen de kalme dokter die hen de onverbiddelijke echo laat zien. Moeder huilt van woede. Hikari is veertien. Ze zou hard moeten studeren, net als haar zus, om naar dezelfde goede middelbare school te kunnen. In plaats daarvan liet ze zich verleiden – Takumi heet hij, een knappe jongen die zich ook wezenloos is geschrokken van de consequenties van zijn kalverliefde – en gooide ze de eer van haar familie te grabbel. Er is maar één oplossing, en dat is dat Hikari tijdelijk verdwijnt.

Sentaro zou ook liever verdwijnen; hij verdooft zichzelf ‘s avonds met drank. Na een gevangenisstraf vanwege een geweldsdelict kampt hij met schulden die hij aflost door in een vervallen afhaalzaakje dorayaki te bakken, zoete pannenkoekjes die hij zelf niet eens lekker vindt.

Fotograaf Nakamori (net als Sentaro vertolkt door Masatoshi Nagase, een acteur die uitblinkt in aangeslagen binnenvetters) wordt langzaam blind, en verliest daarmee zijn beroep, zijn status, zijn alibi. Terwijl zijn ex-vrouw haar volgende huwelijk voorbereidt en zijn oud-collega’s goed verdienen met sexy shoots voor tijdschriften, wacht hij in zijn appartement en tijdens eenzame straatwandelingen tot de vlekken die hij met gebogen hoofd nog net kan zien definitief in een waas zijn veranderd.

De Japanse regisseur Naomi Kawase (1969) ontfermt zich in haar gestaag groeiende oeuvre van speelfilms (ze maakt ook documentaires) bij voorkeur over personages die om welke reden dan ook buiten de maatschappij zijn komen te staan. Waar is in een traditionele, patriarchale, kapitalistische samenleving plaats voor een tienermoeder, een oud-gevangene, een blinde of, om nog wat Kawasiaanse figuren te noemen, een oud dametje met lepra, een onvruchtbare man of een dementerende?

Eerbied
Kawase gunt deze gemarginaliseerden een plek. Ze brengt ze zorgvuldig en onderzoekend in beeld, met aan eerbied grenzend respect. De kromme handjes van leprapatiënt Tokue (gespeeld door de fantastische Kirin Kiki) krijgen een hoofdrol als zij zich in An (2015) ongevraagd aandient om de receptuur van de vulling van de pannenkoekjes van de sombere Sentaro te verbeteren. De handen van fotograaf Nakamori in Radiance (2017) zijn ook van cruciaal belang: ze nemen de rol van zijn ogen over en gidsen hem langs geribbelde muren en hekken, peper- en zoutvat, de knoppen en klepjes van zijn oude camera. Zijn liefde voor Misako, een serieuze twintiger die films uitschrijft voor blindenvertoningen, wordt bestendigd met het aftasten van haar beeldschone gezicht.

Radiance

Bij Hikari, de zwangere tiener die centraal staat in Kawase’s nieuwe film True Mothers (2020), draait alles om de ogen. “Kíjk niet zo naar me!”, gilt haar moeder als Hikari haar weer eens intens aanstaart – de kloof tussen de twee is dan al niet meer te dichten. Maar Hikari huilt vooral. Om haar vriendje, dat zich onder familiedruk van haar afkeert; om haar ouders, door wie ze zich verraden voelt; om de baby, die ze in een speciaal voor jonge moeders opgericht adoptiecentrum moet afstaan. Traan na traan druppelt er langs de neus van actrice Aju Makita – True Mothers duurt twee uur en twintig minuten, dus zonder empathie voor deze tiener in de knel wordt het een lange zit.

Zo veel zachtheid
Kawase is geen boze filmmaker. Ze klaagt niets of niemand expliciet aan. Haar stijl is zacht, met rustig zwevend camerawerk, zoet-troostende muziek en lang uitgesponnen natuurshots: de ruisende kersenbloesem duikt her en der op, net als de schilderachtige bergen van Nara in centraal Japan, Kawase’s geboortestreek en nog altijd haar ‘thuis’. De gezichten van haar hoofdrolspelers legt ze zo minutieus vast dat ze in je geheugen gegrift staan.

Zo veel zachtheid, daar moet je tegen kunnen. Bij de Fransen lijkt Kawase geen kwaad te kunnen doen: haar internationale succes begon in 1997 in Cannes met een Camera D’Or voor Suzaku en sindsdien waren veel van haar films op het festival te zien, vaak in competitie. Ook met True Mothers haalde ze dit jaar weer de (voorlopig alleen virtueel gepresenteerde) selectie. In 2015 werd ze benoemd tot Chevalier dans l’Ordre des Arts et des Lettres.

Een deel van de filmpers had er toen allang genoeg van; in de kritieken proef je soms de irritatie. ‘Eco-spiritualisme’, vatte journalist Maggie Lee Kawase’s handelsmerk onlangs samen in een beetje zure recensie van True Mothers in vakblad Variety. Een welwillender omschrijving zou ‘meditatief kijken’ kunnen zijn: wie niet op de klok let en houdt van mijmeren bij fraaie wolken, golven en groen, zal zich even opgetild en getroost voelen.

Luisteren naar de maan
Toch is dat niet het hele verhaal. In Kawase’s lieflijke verpakking schuilt iets dat je wel degelijk kunt opvatten als een vorm van protest. Protest tegen de vanzelfsprekendheid van de mainstream; protest tegen het achteloos omgaan met het leven en het ontkennen van de dood.

An

Hoewel ze zich in interviews nooit op een direct mission statement zou laten betrappen, heeft Kawase’s empathie voor mensen die zich onbemind en ongezien voelen wortels in haar eigen vroege jeugd: haar ouders gingen uit elkaar toen ze heel jong was en ze werd opgevoed door een oud-tante. Met geen van deze volwassenen had ze een makkelijke, vanzelfsprekende band. De natuur was er wel altijd en omgekeerd probeert Kawase nu Moeder Aarde in elk van haar films een plek te geven. Voor leprapatiënt Tokue in An is de natuur zelfs een gesprekspartner; wie de moeite neemt om te luisteren naar de maan, of naar een pan kokende rode linzen, wordt vanzelf de juiste weg gewezen. Alles wat leeft heeft een stem. Dit radicale gelijkheidsprincipe past Kawase ook op haar acteurs toe: ze is een meester in het werken met amateurs, waarbij haar achtergrond als documentairemaker goed van pas komt. Terloopse bijrolletjes zijn allemaal even naturel.

Kawase is geen feminist in de politieke betekenis van het woord. Mannen- en vrouwenrollen werkt ze op dezelfde manier uit, en ze heeft een diep-romantische inborst: liefdesscènes krijgen alle ruimte. Maar ze laat weinig heel van het nucleaire gezin als vanzelfsprekende veilige haven. In True Mothers lijken de adoptieouders van Hikari’s baby het plaatje even compleet te hebben; Asato is een engeltje in z’n schooluniform, gedrieën horen ze er eindelijk echt bij. Dan gaat de telefoon, en dient Hikari zich aan. Ze is alles en iedereen kwijt.

Maar ze is er nog wel.