TRIPLE AGENT
Geheime codes

Iedereen bespeelt iedereen in Triple agent. Met zijn film over een Russische spion in Parijs zegt Eric Rohmer: sluit de wereld buiten en kijk. Dit gaat tussen jou en jou.
De hel, dat zijn inderdaad de anderen. Of de ander, in dit geval. Eric Rohmer ging in Triple agent op jacht naar de grote onbekende: de ander die we nooit echt kunnen kennen. Zijn hoofdpersoon is net bankier Vitangelo Moscarda, die in Luigi Pirandello’s ‘Iemand, niemand en honderdduizend’ ontdekt dat hij niet bestaat, dat hij alleen de honderdduizend iemanden is die de anderen van hem maken. Ook Rohmers hoofdpersoon is honderdduizend iemanden. Maar in tegenstelling tot Moscarda houdt hij zijn vele gezichten bewust in stand. En niet alleen bewust. Hij kan niet anders, want hij kent zichzelf niet eens. De ander zit ook in hem. En in ons.
"De moderne kijker is te lang gewend geraakt aan het interpreteren van het visuele teken, en aan het bedenken waarom elk beeld er is, om nog de eenvoudige werkelijkheid van die beelden te zien."
Net als Eric Rohmers vorige historische escapade, L’Anglaise et le duc, is Triple agent gebaseerd op een waargebeurd verhaal. Toen ging het om de memoires van een Engelse adellijke dame in revolutionair Parijs, in Triple agent gaat het om een nog altijd onopgehelderd verhaal over een Russische spion in het Parijs van voor de Tweede Wereldoorlog. Maar verwacht geen spionagethriller met zwarte Citroëns en geluiddempers. Rohmer is niet geïnteresseerd in de stijlkenmerken van het genre. Zijn achtervolgingen en geheime codes zitten in de gesprekken die de personages met elkaar hebben.
Meester
De helse ‘ander’ is hier Fjodor Vorodin, een gevluchte generaal uit het Tsaristische leger. Fjodor praat niet, hij spreekt, rustig en gedecideerd. Deze man weet hoe de verhoudingen liggen. Tegenover de hertog van Orléans uit L’Anglaise et le duc ("Ik ben niet langer meester van mijn persoon en mijn naam") is Fjodor Vorodin tot in detail de meester van zijn wereld. Hij weet wat hij doet en hoe hij het moet doen. Hij voorspelt politieke ontwikkelingen in het meest onvoorspelbare decennium van de twintigste eeuw. Hij trekt aan touwtjes, drukt op knoppen en sjort aan hendels. Hij is de meester van zijn eigen lot.
Maar zijn vrouw Arsinoé weet niet wie hij is. Ze denkt het te weten want ze zijn tenslotte twaalf jaar getrouwd. Tot ze van een vriendin hoort dat haar man in Berlijn is gesignaleerd terwijl hij in Brussel moest zijn. Haar ‘ander’, haar man, blijkt een onbekende. Dat is geen verrassing. Mensen die dichtbij elkaar staan, ontwikkelen de meest ingewikkelde afleidingen om zich voor die ander af te schermen.
"Intimiteit is een perverse aangelegenheid", schreef Arnon Grunberg onlangs in NRC Handelsblad naar aanleiding van Mike Nichols Closer, omdat bijna alle spelregels (die van het samenzijn bijvoorbeeld) arbitrair zijn. Dat is waar, en waarom? Omdat we de ander en onszelf niet kunnen kennen. Het heeft geen zin De Grondwet te schrijven voor een buitenaardse beschaving want we weten niet hoe die zich zal gedragen.
"Er is iets voorbij de feiten die worden weergegeven", schreef de grote Franse nietsnut Proust, die voor dat ‘iets’ nogal wat woorden nodig had. In dát gebied, wat onbekend is, waar geen regels zijn, wat anderen God noemen, daar wonen we. Dat is waar Arsinoé niet kan komen.
Dat is wat Rohmer, met andere woorden, vertelt.
Utopie
Wie goed luistert naar wat Vorodin zegt, hoort op z’n minst verwarrende verklaringen. In de vele gesprekken in Triple agent — de film is met recht een ‘conversation piece’ — lijkt het alsof hij iets duidelijk maakt. Maar dat is niet zo. Hij geeft zichzelf nooit bloot. "Je praat wel me met over politiek", zegt Arsinoé, "maar nooit over jouw politiek". Waar zijn loyaliteit werkelijk ligt, wat precies zijn doel is, komen we niet te weten. Spioneert hij voor de Russen? Voor de Duitsers? Voor de Fransen? Is hij onbaatzuchtig? Is hij zelfzuchtig? Waarom manipuleert hij zijn vrouw? In het ene gesprek noemt hij het communisme een utopie, in het andere wil hij met Arsinoé naar Rusland verhuizen omdat hij weer als generaal in het Russische leger aan de slag mag. Het wordt allemaal niet duidelijk.
Ook niet of Fjodor zelf wordt gemanipuleerd. "Ik trek aan touwtjes", vertelt hij zijn vrouw. Maar dat blijkt aan het eind van de film toch net iets anders te liggen. En dat is niet vreemd. Hoe lang kun je het volhouden om drie partijen te bespelen?
Over Rohmer wordt soms gezegd dat zijn films de morele overtuigingen van zijn personages onderzoeken. Dat is zeker het geval in L’Anglaise et le duc waarin de overtuigingen en loyaliteit van de fervente royaliste Grace Elliott tegenover de opportunistische maar met veel ideologie en liefde-voor-de-natie omklede ideeën van de hertog van Orléans worden gezet. Wie heeft het morele gelijk aan zijn kant? Grace Elliott met haar oprechte geloof in een oudwereldse standenmaatschappij of Philippe van Orléans die zijn familie "voor de generaties na ons" naar het schavot brengt?
Triple agent is minder uitgesproken. Hier schuiven de personages verbaal langs elkaar heen, als in een dans. Ze leggen hun meningen op tafel als het moet, maar er blijft een gebied dat niemand mag betreden. In elk gesprek doemt op de achtergrond de geest van de niet uitgesproken woorden op. Zeker Vorodins collega’s van de buitendienst lijken dat te beseffen. Wat heeft het ook voor zin om direct te zijn? Je zou jezelf alleen maar blootgeven en die ander is scherp genoeg om de aanval af te weren.
Die extra dimensie van de woorden is zowel hier als in L’Anglaise et le duc voelbaar. Misschien is het de rust waarmee ze worden uitgesproken. Of de zorgvuldigheid. Of de wetenschap dat niemand zich helemaal uitspreekt. De taal is het niveau waarop de intriges zich afspelen.
Koningin
Om de turbulentie van wat zich buiten de gesprekken afspeelt duidelijk te maken, laat Rohmer ons journaalfragmenten uit de jaren ’36-’43 zien: de machtsovername in Frankrijk van het antifascistische Front Populaire, taferelen uit de Spaanse burgeroorlog en de bezetting van Parijs door Duitse troepen. Daartegenover staat de sobere mise-en-scène waarin de personages zich bewegen. Die eenvoudige achtergrond vormt een mooi contrast met de diepgang van de gesprekken. ‘Transparant’ wordt die stijl ook vaak genoemd om Rohmer te onderscheiden van andere Nouvelle vague-regisseurs.
"De cinema, zelfs als het fictie is, is een instrument voor ontdekking. Omdat het poëzie is, legt het bloot, en omdat het blootlegt, is het poëzie."
Misschien werd die sobere setting ooit bepaald door een beperkt budget, nu is het een bewuste keuze. De wereld buiten is niet van belang. Maar die eenvoud is bedrieglijk. De ordening en transparantie van het beeld worden aan het wankelen gebracht door de ambiguïteit en ondoorzichtigheid van de personages.
Is het toeval dat Arsinoé (316-271 v. Chr.) in de Griekse geschiedenis een geniale intrigant en kenner van buitenlandse politiek was? Dat ze door haar politieke kunsten tot koningin van Egypte en Libië werd gekroond en zo ongeveer als een god aanbeden werd? Kleine kans. Rohmer is te veel een meester om dat te laten liggen. Goed, ondanks het miserabele einde van de film, dat ik hier niet bekend ga maken, roept dat de vraag op of Arsinoé meer weet dan ze laat blijken. Laat ze Vorodin in de illusie dat hij de boel beheerst? Of bespeelt Rohmer ons? Wat kunnen we überhaupt met zekerheid over een personage zeggen? Voilà, gaan we weer. We kunnen het niet weten. Kijk zelf maar.
Rohmer maakte al eerder twee historische films — Die Marquise von O… uit 1976 en Perceval le Gallois uit 1979 — maar die lijken los te staan van L’Anglaise et le duc en Triple agent. Als Triple agent inderdaad het tweede deel van een historisch drieluik is dan kunnen we hopelijk over twee, drie jaar het afsluitend hoofdstuk gaan zien dat zich naar verwachting veel dichter bij het eind van de 20ste eeuw afspeelt. Hopelijk, want Rohmer wordt in april 85 en dat beperkt een en ander. Hoewel ouderdom ook relatief schijnt te zijn.
Hoe dan ook. Als Eric Rohmer, door een schreeuwende Amerikaanse criticus vier jaar geleden nog verantwoordelijk gehouden voor de "dood van de Europese kunstfilm", hierna geen nieuwe films meer maakt, is het laatste woord van Triple agent een omineus slotakkoord — misschien wel een karakteristiek sober afscheid — van een grootmeester van de cinema: "MORT!"
Ronald Rovers
Eric Rohmer
Over elke Rohmer-film wordt gezegd dat het een typische Rohmer-film is, dat je er van houdt óf helemaal niet. Gene Hackman zegt bijvoorbeeld in Night moves: "I saw a Rohmer film once, it was like watching paint dry." En critica Pauline Kael schreef: "His sensibility would be easier to take if he’d stopped directing to a metronome." Liefhebbers roemen zijn subtiliteit en vernieuwingsdrang. Maar wie kent Rohmer überhaupt nog?
Eric Rohmer werd op 4 april 1920 geboren in het Franse Nancy, verhuisde later naar Parijs en ging als docent literatuur en als journalist aan de slag. Maar dat leverde niet de prikkel die hij nodig had en hij begon over film te schrijven. In 1950 richtte hij samen met Jean-Luc Godard, François Truffaut en Jacques Rivette La Gazette du Cinema op (Rohmer was van ’57-’63 ook hoofdredacteur van Cahiers du Cinéma). Alle vier zouden ze zich een decennium later onderscheiden als regisseurs van de Franse Nouvelle vague (Nieuwe golf), een beweging wier invloed op film te vergelijken is met die van het september-ding op het buitenlands beleid van de VS. Alles moest anders. De groep kreeg zoveel respons dat regisseurs zelfs nu nog geïnspireerd raken door de ideeën van de groep. Of er misselijk van worden. Tien jaar geleden ageerde het Deense DOGMA 95-manifest nog op een kinderlijk knullige wijze tegen de Nouvelle vague.
Wat meteen opvalt aan Rohmers werk zijn zijn ‘cycli’. Hij begon met zes ‘ethische verhalen’ over het weerstaan van verleidingen, filmde in de jaren tachtig een reeks komedies over sociaal bedrog en sloot het decennium af met vier ‘seizoensverhalen’ over ellendige verhoudingen met excentrieke Einzelgängers. En nu dus Triple agent, misschien het begin van een cyclus van historische films.
Rohmer grossiert in persoonlijke eigenaardigheden, die natuurlijk niet allemaal bewezen zijn, maar wel lekker klinken: hij weigert telefoon in huis, hij weigert in auto’s en taxi’s te rijden vanwege de vervuiling, hij stelde ooit de opnamen van Ma nuit chez Maud met een jaar uit omdat scènes alleen op kerstavond gefilmd mochten worden en hij zeurde om filmmuziek die onhoorbaar was voor kijkers. En, bijna nodeloos om te zeggen, hij geeft zelden interviews.
RR