The Talented Mr. Ripley

Opportunist in Italië

Oplichter Ripley (Matt Damon) met vertrouwenwekkende bril

The Talented Mr. Ripley laat zien wat er kan gebeuren wanneer een regisseur de roman die hij verfilmt verkeerd begrepen heeft. Patricia Highsmith schreef over een amorele oplichter, regisseur Anthony Minghella probeert zijn karakter te verzachten.

In de essaybundel Over Patricia Highsmith stippen onder anderen Graham Greene en Peter Handke het feit aan dat de lezer de gedragingen van Highsmiths romanfiguren voetstoots accepteert, ook al begrijpt hij hun motieven niet. Dat is inderdaad opmerkelijk. In het algemeen geldt het als een minpunt wanneer de psychologie van een verhaal onduidelijk is. Toch is ongeveer de helft van haar romans een of meerdere keren verfilmd, en niet door de minste regisseurs: Wim Wenders (Der Amerikanische Freund), Claude Chabrol (Le cri du hibou) en natuurlijk Alfred Hitchcock (Strangers on a Train). Nu heeft Anthony Minghella (regisseur van de veelvoudige Oscar-winnaar The English Patient) zich bij dit gezelschap gevoegd.

Vanwaar deze populariteit? Ik stel me voor dat een filmmaker Highsmith leest als een wat houterig concept-filmscript: het verhaal is zeker spannend, maar er moet nog heel wat gebeuren om de zaak psychologisch kloppend te maken. In 1950 nam thrillerschrijver Raymond Chandler het op zich om Strangers on a Train tot filmscenario te bewerken. Later repte hij in een brief aan een vakbroeder van de hersengymnastiek die hij had moeten verrichten om het verhaal in goede banen te leiden.

Bril
The Talented Mr. Ripley behoort tot Highsmiths toegankelijker werk. Tom Ripley laat zich direct kennen als een psychopatische opportunist. Hoe dat komt zullen we nooit weten, maar we hoeven in ieder geval niet vreemd op te kijken van zijn egoïstische, manipulatieve gedrag. In de verfilming ontmoet de biseksuele Tom Ripley (Matt Damon) scheepsmagnaat Herbert Greenleaf. Deze laat zich misleiden door Ripley’s vertrouwenwekkende bril en geleende Princeton-blazer en vraagt hem of hij misschien zijn zoon Dickie kent. Ja, liegt Tom die aanvoelt dat hier iets te halen valt. Greenleaf sr. stoort zich eraan dat zoon Dickie met zijn vriendin Marge in Italië mooi weer speelt van vaders centen. Hij biedt Ripley duizend dollar om hem terug te halen. Tom bereidt zijn reis voor tot in de puntjes. Dickie is een jazzfanaat, en Ripley draait dagenlang platen van Chet Baker en Charlie Parker (het verhaal speelt eind jaren vijftig) om met zijn toekomstige ‘vriend’ een vertrouwensband te kunnen smeden.

In Italië aangekomen kost het Tom geen moeite Dickie (Jude Law) en Marge (Gwyneth Paltrow) om zijn vinger te winden. Hij schuwt geen middel om hun ego’s te strelen en laat tegelijkertijd subtiel zien zelf ook wel iets te kunnen: zo imiteert hij tot algehele hilariteit de stem van Greenleaf sr. en maakt hij indruk op Dickie door in een nachtclub ‘My Funny Valentine’ te zingen, uiteraard in de versie van Chet Baker. Tom reist met het stel stad en land af, raakt oprecht met hen bevriend en zijn band met Dickie krijgt een seksuele ondertoon. Dan komt Dickie bij een schermutseling met Tom om het leven. Ripley ziet zijn kans schoon om een nieuwe, respectabele identiteit aan te nemen. Wel moet hij voorkomen dat Marge het bedrog ontdekt. Vanaf dat moment verdwijnt in de film het hele idee van een psychologische thriller definitief naar het tweede plan en gaat het er alleen nog om hoe Ripley zich keer op keer uit de neteligste situaties weet te redden.

Lulletje
In zijn rol van Tom Ripley ziet Matt Damon eruit als een acteur die van de regisseur een bril moet dragen, omdat dat bij het personage past. Zijn rol als lulletje gaat hem goed af, maar met de psychopatische kant van het karakter heeft hij alle moeite. Jude Law geeft een uitstekende vertolking van Dickie, het rijkeluiszoontje dat leeft in de overtuiging dat de wereld speciaal voor hem geschapen is. Van de bijfiguren schittert Philip Seymour Hoffman (de dikke jongen uit Happiness) als boezemvriend van Dickie. Hij is de eerste die Ripley’s bedrog doorziet, maar kan de loop der gebeurtenissen niet meer veranderen.

The Talented Mr. Ripley is de enige mij bekende Highsmith-verfilming waarin de regisseur het verhaal van zijn essentie berooft. Ripley’s amoraliteit wordt door hem gemitigeerd tot een diepgewortelde behoefte om liefde te geven en te ontvangen. Dit is geen dichterlijke vrijheid: in Minghella’s schriftelijke toelichting op het verhaal blijkt dat hij dit werkelijk ziet als de essentie van Highsmith’s roman. Jammer dat hij niet zekerheidshalve een van de andere vier Ripley-boeken heeft doorgebladerd, dan had hij zijn mening kunnen bijstellen. De vraag hoe zo’n humanistische interpretatie Ripley’s grenzeloze zelfzuchtigheid kan verklaren, laat staan zijn gewelddadige uitbarstingen, blijft daarbij onbeantwoord.