The Promised Land
Man met missie krijgt tegenwind

The Promised Land
Een Deense ‘bastaard’ bewerkt eind achttiende eeuw woeste grond tot vruchtbare aarde. Het levert bloed, zweet en een akelige vijand op.
In het Denemarken van 1755 is er veel mogelijk wanneer je uit een juiste stand afkomstig bent óf diepe zakken hebt. Kapitein Ludvig Kahlen (Mads Mikkelsen) heeft geen van beiden. Wel heeft hij een droom en oneindig veel doorzettingsvermogen.
Deze als bastaard geboren oud-militair wil een onherbergzaam stuk Deens heidelandschap bewerken en er een akkerbouwgemeenschap oprichten. In naam van de koning en in ruil voor een titel en rijkdom. Het lijkt een onmogelijke missie. Aan Kahlen ligt het niet: hij verzamelt wat arbeiders en werkt onophoudelijk. Tot zijn buurman, de omhooggevallen landeigenaar Frederik De Schinkel (Simon Bennebjerg), ontdekt dat enkele van hem weggevluchte arbeiders voor Kahlen werken. De Schinkel eist ‘zijn’ mensen, het land en eventuele opbrengsten op. Omdat Kahlen niet ingaat op vleierij, noch op vernedering of zelfs rechtstreekse agressie, draait De Schinkel langzaam door.
Coscenarist en regisseur Nikolaj Arcel, die eerder onder meer A Royal Affair (2012) en Riders of Justice (2020) maakte, zet ook nu een degelijk historisch drama neer, winnaar van diverse European Film Awards en tevens de Deense Oscar-inzending voor beste niet-Engelstalige film. Er wordt optimaal van het Deense heidelandschap gebruikgemaakt. De weidse shots van weerbarstige gewassen, kurkdroge en dan weer besneeuwde aarde leveren stemmige, panoramische plaatjes op. Ze onderstrepen het desolate karakter van de solistische opbouwer met tegenwind, in een maatschappij die soms op chaos drijft. Het heeft bijna iets van een western.
Hoewel het verhaal, gebaseerd op Ida Jessens roman The Captain and Ann Barbara in zekere zin klassiek en soms voorspelbaar verloopt, zit de film goed in elkaar. Om te beginnen draagt Mikkelsen zijn rol met verve. Zoals vaker speelt hij een stille, markante figuur die nimmer het achterste van zijn tong toont. Zelfs als opgejaagd wild in Jagten (2012) en als liederlijke dronkaard in Druk (2020) stond er van alles op zijn gebeeldhouwde gezicht te lezen, zonder dat hij daar veel tekst voor nodig had. Dat is hier, mede dankzij het scenario, eveneens zo. Kahlen zwijgt vaak wanneer hij wordt gekleineerd, een vrouw het hof probeert te maken of een moeilijke beslissing neemt over een aangewaaid weeskind. Toch maakt hij diepe emoties invoelbaar.
Wat dit drama ook boven het maaiveld uit laat springen, zijn de speldenprikjes humor. Zoals in die momenten dat de hysterische Frederik, die van origine Schinkel heet, maar er ‘De’ voor geplaatst heeft omdat zulks chiquer klinkt, dat stééds opnieuw moet herhalen. Daarnaast wordt er niet kinderachtig gedaan over scènes vol bijna onderkoelde wreedheid; die ogen geloofwaardig en hoorden ongetwijfeld bij die tijd, plek en situatie.