The House That Jack Built

Functioneel geweld

Na een carrière vol films rond sterke vrouwen maakt Lars von Trier de balans op met The House That Jack Built, een film over een kwaadaardige man en ongetwijfeld ook een zelfportret.

The House That Jack Built arriveert op een golf van verontwaardiging – zoals gebruikelijk bij de Deen. Het gekrakeel daags na de première op het afgelopen filmfestival Cannes, waar tientallen de zaal verlieten, was te verwachten: het is voor een deel the marketing that Lars built. Ja, de film is gewelddadig. Maar zoals je kunt spreken over ‘functioneel naakt’, zo gebruikt Von Trier hier ‘functioneel geweld’.

De Jack uit de titel is een seriemoordenaar, die we twaalf jaar lang volgen ergens in het Amerika van de jaren zeventig. In een gesprek met ene Verge (Bruno Ganz), dat we voornamelijk in voice-over horen, somt hij met enige trots zijn daden op. Elke moord omschrijft hij als een kunstwerk.

In Cannes werd buiten de bioscoopzalen geprotesteerd tegen ongelijkheid en het geweld tegen vrouwen. De discussie over #MeToo en 50/50×2020 wordt wereldwijd gevoerd. Maar in de film moet iedereen het ontgelden. Ja, Jack vermoordt vooral vrouwen, maar zeker niet exclusief – ook mannen, kinderen en kuikens moeten het ontgelden. Zoals Von Trier in Nymphomaniac een staalkaart gaf van (verwrongen) menselijke seksualiteit, zo verkent hij hier onze voor fascinatie voor geweld. Ook de visuele strategie is vergelijkbaar met die eerdere film, met een bewust rommelige beeldvoering en ingrepen die de vertelling van de film blootleggen, van een opdeling in hoofdstukken via de encyclopedisch aandoende intermezzo’s met archiefbeelden tot het herhaalde, ironische gebruik van David Bowie’s Fame.

Door dit alles heen schemert ook het gevoel dat Von Trier bezig is met een grote schoonmaak, dat hij worstelt met zijn eigen artistieke nalatenschap. Wat dat betreft zal het geen toeval zijn dat de eerste drie vrouwelijke slachtoffers in de film (ze blijven naamloos), gespeeld worden door actrices met wie hij eerder samenwerkte. Uma Thurman zagen we in Nymphomaniac (2013); Sofie Gråbøl speelde in The Boss of it All (2006); en Siobhan Fallon Hogan was te zien in Dancer in the Dark (2000) en Dogville (2003). Die zelfreflectie spreekt ook uit het summiere director’s statement dat Von Trier in de persmap liet opnemen: ‘Al jaren maak ik films over goede vrouwen; nu heb ik een film gemaakt over een kwaadaardige man.’

Vanuit dat licht bezien, getuigt The House That Jack Built van een verre van positief zelfbeeld. De beschrijving die Verge geeft van Jack spreekt wat dat betreft boekdelen: een persoon die is “vergeven van obsessief, dwangmatig gedrag en die een pathetische droom koestert van iets grootsers.” Opnieuw sleurt Von Trier ons mee in de wervelstorm, naar het donkerste puntje in het zwarte gat van zijn depressie