THE BOSS OF IT ALL
Vertrouw me
Wat is echt en wat is nep? Wat is goed en wat is slecht? Wie (mis)leidt en wie volgt? Lars von Trier is als vanouds ondeugend-cynisch in the boss of it all, over een baas die niet bestaat.
Niet lang voor zijn vijftigste verjaardag, vorig voorjaar, liet Lars von Trier weten het wat rustiger aan te gaan doen om te ‘revitaliseren’. Hij wilde af van routineuze gebruiken en de verwachtingen van hemzelf en anderen, om zijn oorspronkelijke enthousiasme voor film terug te vinden. Na theatrale films met epische trekjes als dancer in the dark (2000), dogville (2003) en manderlay (2005) zou hij in de toekomst meer tijd willen besteden aan het draaien van kleinere films.
De eerste film op weg naar hervonden elan is the boss of it all, de eerste Von Trier die zijn wereldpremière níet op een prestigieus filmfestival in het buitenland, maar binnen de Deense landsgrenzen beleefde. Niet dat Von Trier milder over zijn geboorteland is geworden: "Denemarken is 200 jaar geleden intellectueel tot stilstand gekomen," heet het in the boss of it all.
Toch doet Von Trier in meer dan één opzicht een stapje terug: the boss of it all doet qua vorm nog het meest denken aan the idiots uit 1998, al liggen thematiek (leiderschap, moraliteit, idealisme) en verhaallijn (een filosofische redeneertrant die leidt tot de omkering van het uitgangspunt) weer in het verlengde van manderlay en dogville. En dan is er ook weer die typische Von Trierse alwetende vertelstem, die de filmische werkelijkheid van ironisch commentaar voorziet. Net als bij de televisieserie the kingdom stapt de regisseur daar het beeld voor binnen. Maar waar hij dat destijds deed als tegenhanger van Hitchcocks inleidende commentaren bij ‘Alfred Hitchcock presents’ door te verschijnen aan het slot van elke aflevering, zet hij nu botweg de filmische realiteit in de wacht om indirect als reflexieve figuur in een ruit op te doemen en daarna de filmdraad weer op te pakken.
Verzinsel
Personages laat hij ‘op neutraal terrein’ (snackbar, draaimolen, dierentuin) overleggen over hun rol in het bedrijf. Na de gestapelde verdiepingen van het ziekenhuis in the kingdom en de uitgeklede decors in dogville en manderlay pakt Von Trier het deze keer weer anders aan. De vele dimensies van de al dan niet gespeelde realiteit hangen meer dan ooit samen met de geloofwaardigheid van de spelers en in de blik waarmee die elkaar bezien. Met als uiterste consequentie dat Von Trier fermer dan voorheen de relatie tussen hemzelf en zijn publiek op scherp zet.
"Vertrouw me", daar begint het al mee, terwijl we niet meer dan zijn contouren zien in een raam. Vooraf belooft Von Trier ons een onschuldige komedie: wie zijn werk kent weet dat zoiets in Von Triers universum bij voorbaat niet bestaat. Voor wie meer wilde, of minder, maakt hij achteraf zijn voorgekookte excuus. "De rest kreeg wat hij verdiende."
Net als de werknemers van het bedrijf in de film, die elk hun eigen beeld hebben gevormd van hun nooit geziene baas. Terwijl de ene vrouw vermoedt dat hij gay is, denkt een ander dat hij met haar wil trouwen. In werkelijkheid bestaat de baas helemaal niet: hij is een verzinsel van Ravn (Peter Gantzler), de eigenlijke baas, die geen verantwoordelijkheid durft te nemen voor impopulaire beslissingen. "Wat een karakter niet heeft, zegt meer dan wat hij wel heeft," aldus Von Trier.
Ravns constructie werkt tot hij het bedrijf in de verkoop doet, maar de potentiële koper eerst een ontmoeting eist met de imaginaire ‘bovenbaas’. Daarop huurt Ravn de tweederangs acteur Kristoffer (Jens Albinus) voor de rol van bovenbaas Svend, die zich al improviserend door allerhande ontmoetingen slaat en pas gaandeweg in de gaten krijgt waarmee Ravn zijn ‘karakter’ allemaal heeft opgezadeld. Het personeel klaagt ondertussen dat Svend kampt met een geloofwaardigheidsprobleem en eist echtheid van hem. De acteur/bovenbaas kijkt in de spiegel en verzint vervolgens zijn eigen baas boven hem, zodat hij geaccepteerd wordt in de groep. Als Ravn daarentegen zijn ware gezicht laat zien, is er niemand die dat pikt.
Het is precies dat gapende gat tussen ideaal en realiteit waarmee Von Trier in al zijn films met satanisch genoegen jongleert. Of, zoals hij het in zijn (film)woorden samenvat: "Het leven is een Dogma-film." Bepaald door zelfopgelegde beperkingen? Als hij de kans krijgt, verruilt Kristoffer de tweederangs acteur zijn ‘improvis’ als directeur liever voor het ‘echte’ werk van zijn grote held Gambini. Dat moet wel haast een vette knipoog zijn naar de the great gambini, een whodunit uit 1937 van Charles Vidor, waarin een beroemd illusionist aan de vooravond van een huwelijk verwikkeld raakt in een moordmysterie dat hij zelf min of meer heeft voorspeld. Het is niet ondenkbaar dat regisseur annex Zentropa co-directeur Von Trier in Kristoffer zijn eigen spagaat als bedrijfsleider en schepper van illusoire werelden herkent.
Automavision
Met zijn ondeugend-cynische absurdisme, zijn ruwe improvisatie-achtige sfeer en zijn aandacht voor vorm is the boss of it all een onvervalste, zo niet klassieke Von Trier. Sommigen hebben de film al vergeleken met de Britse bedrijfs-sitcom ‘The office’, maar die zegt Von Trier nooit te hebben gezien. the boss of it all zit echter zo vol dialoog dat het een praatfilm dreigt te worden, waarbij het beeld slechts een terloopse grootheid lijkt. De beste Von Trierse grap dit keer is daarom misschien wel dat er geen cameraman (wel een operator) aan de film te pas kwam, en dat hij een computer de credit voor ‘director of photography’ gunde. ‘Automavision’ doopte Von Trier dat proces: nadat hij de camera een plek heeft gegeven, bepaalt die zelf met behulp van een computer wat het kader rond de actie is. Het heeft af een toe wat ruw afgekapte hoofden en ledematen tot gevolg, maar dat is in het post-dogmatische tijdperk nauwelijks meer opmerkelijk te noemen.
Von Trier wist zijn film ook nog te promoten met een ‘lookey’-wedstrijd, waarbij de kijker op zoek moest naar vijf à zeven ongebruikelijke dingen in de film die zich volgens een centraal principe laten verklaren. De eerste Deense vinder ervan werd een geldbedrag plus een rolletje in Von Triers volgende film — een horrorfilm luisterend naar de titel antichrist — in het vooruitzicht gesteld. Het lijkt me sterk dat Von Trier daarmee doelt op het in verschillende stadia lekkende ijsje of de in tijd verspringende wandklok. Toeval verklaart alles. Maar Von Triers duivelse scheppingskracht doet dat ook. Het ligt er maar aan wat je wilt zien.
Karin Wolfs
Automavision
Eerst schudden voor gebruik
Door in the boss of it all een computer in te schakelen als cameraman, bedient Lars von Trier zich van een staaltje toevalskunst dat een lange traditie kent.
Gelukkig toeval? Of geregisseerd toeval? In the shopper van Andy Warhol zakt de camera langzaam van het plafond naar beneden. Aan dit mooie shot komt geen mens te pas, want de beweging werd door iets ander in gang gezet: de zwaartekracht. De kop van het statief was niet goed vastgezet. Hiermee ondermijnde Warhol de rol van de regisseur, die lang niet altijd alle touwtjes in handen heeft.
Voor the boss of it all ontwikkelde Lars von Trier de Automavision om de menselijke invloed op zijn film te beperken. Het werkt als volgt: nadat de camera op een vaste plek is gezet, kiest de Automavision-computer voor een tilt, pan of zoom. Von Trier hoefde alleen maar op de knop te drukken. De belangrijkste reden om zo’n apparaat te ontwerpen, was om de acteurs hun ijdelheid af te leren. Ze wisten niet hoe de camera zich zou gedragen, zodat ze zich niet van hun beste kant konden laten zien.
Artificial
Veel kunstenaars laten op de een of andere manier het toeval toe in hun werk, maar sommigen doen dat op zo’n consequente manier, dat ze ook het toeval weer onder controle lijken te willen houden.
Eind jaren negentig maakte beeldend kunstenaar en muzikant Maarten Ploeg de TV-Matic, een volautomatisch tekst en beeld genererend computerprogramma, dat binnen bepaalde parameters het toeval zijn gang liet gaan. Niet de vrijheid, maar de beperkingen vond hij interessant.
Het lijkt koren op de molen van Lars von Trier, die graag speelt met ideeën over manipulatie, autoriteit en hiërarchie. Je moet jezelf insnoeren voordat je vrij kunt zijn, is zijn paradoxale stelling. Een regisseur die een computer het camerawerk laat doen, geeft zijn verantwoordelijkheid bewust uit handen. Wie is dan de baas: de computer of de schepper van de computer?
Nog een stap verder gaat een Nederlands computerprogramma met de naam Artificial, dat op een volautomatische manier kunstwerken genereert. Het programma bevat een uitgebreid repertoire van methodes om lijnen te tekenen, vlakken te verdelen, en vormen te genereren, te transformeren en te combineren. Von Trier, die bij the idiots zijn naam al eens van de aftiteling weerde, heeft vast niets tegen het anonimiseren van de kunstenaar. Want die is nog altijd degene die het spel en de regels verzint.
Radio
Regels zijn er om nageleefd te worden, pas daarna komt de vrijheid, vindt componist John Cage, met wie Von Trier zich ook verwant moet voelen. Cage’s ‘Imaginary landscape’ komt bijvoorbeeld tot stand via een toevalsoperatie. Het muziekstuk is geschreven voor twaalf radio’ s en vierentwintig uitvoerders. Twaalf personen bedienen de afstemknop, terwijl de anderen aan de volumeknop draaien, zoals voorgeschreven door de partituur. Omdat niemand weet wat er op dat moment op de radio te horen valt, is elke uitvoering volstrekt anders.
Von Trier moet zich ook thuis voelen bij het dadaïsme en de cut-up-techniek van William Burroughs (het verknippen en opnieuw rangschikken van een tekst). Zo maakte dadaïst Hans Arp composities van hout, borduursels, papieren knipsels en kranten, die waren gearrangeerd volgens ‘de wetten van het toeval’. Arps methode is een voorloper van wat Burroughs in de jaren zestig deed en zo simpel als maar zijn kan in het precomputertijdperk: Neem een krant. Neem een schaar. Kies een artikel uit dat zo lang is als je wilt dat je gedicht wordt. Knip elk woord uit en stop het in een zak. Schud voorzichtig. Haal één voor één alle woorden eruit en plak ze in die volgorde aan elkaar. Voilà, een gedicht.
Vooral dat voorzichtig schudden is cruciaal. Daar is nog altijd iemand voor nodig. En iemand moet die zak uitkiezen, anders valt er niets te schudden. Die zak is het terrein van de kunstenaar. Het is ‘een vorm die de warboel een plaats geeft’, om met schrijver Samuel Beckett te spreken. Von Trier erkent die chaos, schudt eerst voor gebruik en kijkt rustig hoe het stof neerdaalt.
Mariska Graveland