The Happy Prince

De laatste jaren van Oscar Wilde

Het maken van The Happy Prince, een portret van de even glorieuze als armzalige laatste levensjaren van Oscar Wilde, werd ook voor acteur, scenarist en regisseur Rupert Everett een zaak van leven of dood.

“Het is een droom”, vertrouwt Oscar Wilde het publiek toe aan het begin van The Happy Prince. Maar dan is het op zijn minst een koortsdroom, en de nachtmerrie ligt constant op de loer in Rupert Everetts film over Wilde’s duistere laatste levensjaren.
Vers uit de gevangenis, waar hij twee jaar vastzat omwille van zijn homoseksualiteit, ontvlucht Wilde in 1897 het Engeland dat hem op het hoogtepunt van zijn roem uitspuwde. Op het Europese continent probeert hij zijn oude levensstijl te hervinden, maar hij leeft op het randje van de afgrond. Soms lijkt het erop dat Wilde zichzelf moedwillig de goot in werkt. In 1900 overlijdt hij in een gruizig hotel in Parijs aan een hersenvliesontsteking.

Bij leven wordt er na zijn gevangenschap vrijwel geen woord meer van hem gepubliceerd – in zekere zin is het pseudoniem Sebastian Melmoth, waaronder hij zijn zwalkende laatste levensjaren in Europa doorbrengt, zijn laatste literaire creatie. De voornaam verwijst naar de christelijke martelaar Sint Sebastiaan, gestorven voor zijn geloof; de achternaam naar de titelfiguur van Charles Maturins gothische roman Melmoth the Wanderer, een wetenschapper die zijn ziel verkocht aan de duivel in ruil voor een langer leven. Zo omvat de naam die Wilde koos zowel zijn welbekende gevoel voor humor als zijn soms megalomane ego.

Leven of dood
Acteur Rupert Everett speelt niet alleen de hoofdrol, maar maakt ook zijn debuut als scenarist en regisseur voor dit even scabreuze als sombere portret. Wilde is een rode draad door Everetts carrière: hij speelde hoofdrollen in de Wilde-verfilmingen An Ideal Husband (1999) en The Importance of Being Earnest (2002), en hij speelde Wilde zelf al diverse keren in het theater. Het meest recent deed hij dat in 2012-2013 en 2016, in nieuwe opvoeringen van The Judas Kiss van David Hare, dat zich richt op dezelfde tijdspanne als The Happy Prince.

Toen was Everett ook al een paar jaar met zijn eigen project bezig, vertelt hij in een groepsgesprek op het afgelopen filmfestival Berlijn, waar The Happy Prince in competitie draaide. “Omdat het zo lang duurde om de film van de grond te krijgen, werd het steeds meer een zaak van leven of dood. Ik kan het niet anders uitleggen; het voelde alsof ik, als ik dit niet voor elkaar zou krijgen, zelf ook op zou houden te bestaan. Dat is zeker geen prettig gevoel, maar toch denk ik dat het goed is dat het zo lang heeft geduurd. De rol kwam gaandeweg steeds dichter bij mijzelf te liggen.”

De film steunt dan ook voornamelijk op Everetts spel. Hij maakt van Wilde een even imposante als miserabele aanwezigheid in de levens van iedereen om hem heen: zijn echtgenote Constance (Emily Watson), die hij achterliet in Groot-Brittannië; vrienden Robbie Ross (Edwin Thomas) en Reggie Turner (Colin Firth), die hem zo goed en zo kwaad als ze kunnen blijven steunen; en vooral zijn geliefde Bosie (Colin Morgan), om wie hij de gevangenis in draaide maar met wie hij desondanks opnieuw een destructieve relatie oppakt.

Zwalken
The Happy Prince voelt als de koortsdroom die Wilde heeft op zijn sterfbed. De camera zwalkt om hem heen, schijnbaar even onvast als de constant bedronken Wilde. De camera moest voelen als een personage, vertelde Everett in Berlijn: een stalker die Wilde op de voet volgt.
De titel ontleent de film aan een kort kinderverhaal van Wilde, over een standbeeld van een blije prins dat zijn bladgoud door een zwaluw laat weggeven om de armen te voeden. Wilde leest het binnen de film tweemaal voor: aan zijn eigen zoons, in flashbacks naar betere tijden, en aan een koppel straatschooiers in Parijs met wie hij een dubieuze relatie aangaat. Het verhaal heeft al te nadrukkelijke parallellen met Wilde’s eigen situatie.

Zo gaat Everett op meer vlakken weinig subtiel te werk. Het scenario verweeft zinnen uit Wilde’s teksten en brieven weinig fijnzinnig door de dialogen; de make-up die de acteur moet transformeren in de zieke schrijver neigt soms naar het groteske; en in de regiestoel leunt Everett te veel op close-ups van zijn eigen gelaat. Naturalisme is niet per definitie het hoogste goed, maar The Happy Prince voelt op momenten te gekunsteld om nog te kunnen raken.

Maar toch: Wilde blijft heerlijk gevat gezelschap en op de momenten dat Everett zichzelf toestaat de dingen klein te houden, raakt The Happy Prince wél. En ook de liefde voor en verwantschap met de schrijver die maakten dat de acteur tien jaar lang bleef vechten om de film er te krijgen, zijn door heel de film voelbaar. Dat alleen al is veel waard.