The Butler
Schim in het Witte Huis
Aan alles is merkbaar dat The Butler de definitieve film moest worden over de Afro-Amerikaanse emancipatiestrijd, gemaakt voor de generatie die op Barack Obama stemde.
Met Forest Whitaker en Oprah Winfrey in de hoofdrollen en een verhaal dat ruim dertig jaar Amerikaanse geschiedenis omvat, mikt Lee Daniels (Precious, The Paperboy) hoog. Oscarkandidaat? ‘Yes, we can.’ Het zijn de laatste woorden van de film.
The Butler is losjes gebaseerd op het levensverhaal van Eugene Allen, een zwarte butler die van 1952 tot 1986 in het Witte Huis diende. Truman, Eisenhower, Kennedy, Johnson, Nixon, Ford, Carter, Reagan: de butler zag de presidenten komen en gaan. Het inspireerde scenarioschrijver Danny Strong tot het personage van Cecil Gaines (Whitaker), een treurige, nagenoeg perfecte belichaming van serviliteit: ‘The room should feel empty when I’m in it.’
The Butler start in de jaren twintig met een schokkende scène op een katoenplantage in Georgia. Cecil verliest op één en dezelfde dag zijn moeder en vader. Miss Annabeth (Vanessa Redgrave) krijgt medelijden met het jongetje en leert hem om ‘a house nigger’ te worden. Daar verinnerlijkt Cecil zijn eigen onderdrukking, met een angstige houding, smartelijke blik en hangende mond. Die blijven wanneer Cecil de slavernij ontvlucht en in Washington belandt, waar hij trouwt met Gloria (Winfrey) en in dienst treedt van het Witte Huis. De butler komt, de eerste keer dat hij thee serveert in de Oval Office, meteen in aanraking met De Geschiedenis. De president zit middenin een discussie over de segregatie van scholen. Moet hij troepen sturen naar Little Rock?
En zo trekt de Amerikaanse geschiedenis dus in hapklare brokken en sneltreinvaart aan ons voorbij. Cecils zoon Louis raakt betrokken bij de burgerrechtenbeweging. Kennedy wordt vermoord. Jackie zit in haar bebloede mantelpakje in de salon en Cecil vraagt discreet of hij iets voor haar kan betekenen. De moord op Martin Luther King. Vietnam. Nixon.
Het gekunstelde scenario knoopt de historische momenten aan elkaar en verzandt vrijwel onvermijdelijk in oppervlakkigheden. Van de Black Panther-beweging wordt een karikatuur gemaakt: Louis en zijn vriendin verschijnen opeens met een zwartlederen pet en radicale afro aan tafel en discussiëren over geweld. Anders dan Oliver Stone’s theorieën over de moord op Kennedy of Spike Lee’s activistische portret van Malcolm X bevat The Butler geen enkele visie op de geschiedenis die aanstoot of aanleiding tot discussie zou kunnen geven.
Het beste moment is de scène waarin de oude Cecil en Gloria, na al die jaren, eindelijk niet als personeel, maar als gast zijn uitgenodigd in het Witte Huis. Zowel het gevoel van opwinding als de ongemakkelijke, verloren gezichten, zijn de verdiensten van Whitaker en Winfrey. Mooi gefilmd, mooi geproduceerd, maar de acteurs redden de film.
Barend de Voogd