Tambien la lluvia

Zelfs de regen is te koop

Dat zelfs de regen, Tambien la lluvia (‘ook de regen’), geprivatiseerd kan worden. Is er dan helemaal niets meer heilig voor die neoliberalen? Geloof het of niet, het is gebeurd, in Bolivia.

Het is 2000 als in Cochabamba rellen uitbreken. Inheemse indianen die zo’n twee dollar per dag verdienen, moeten na de privatisering dertig dollar per maand betalen voor hun water. Zelfs de opvang van regen wordt belast. Laat het maar aan Paul Laverty over om van een dergelijk gegeven een scenario te maken. Eerder schreef hij met veel succes scenario’s voor Ken Loach, zoals Route Irish, The Wind That Shakes the Barley en Ae Fond Kiss.

Met de waterrellen op de achtergrond arriveert een filmploeg. Ze strijken neer om een film te draaien over de strijd van Bartolomé de las Casas en Antonio de Montesinos tegen de uitbuiting van de Indianen. De makers zijn geëngageerd en willen de historische misdaden van de conquistadores aan de kaak stellen. Nobel, zou je denken. Maar voor de problemen van de Bolivianen om hen heen hebben ze weinig oog. Noch de regisseur, noch de producent, noch het merendeel van de acteurs. Sterker nog, wat is de reden dat hun film in Bolivia wordt gedraaid? Juist, omdat het personeel zo goedkoop is. Voor twee dollar per dag doen ze alles wat je wilt.

Schoonheidsfout
De openingsscène is om van te watertanden. Hordes mensen hebben antwoord gegeven aan de oproep zich aan te melden als figurant. Iedereen krijgt een eerlijke kans. Althans, zo werd beloofd in de advertenties. Maar als de producent (Luis Tosar) ziet hoeveel mensen op de casting afgekomen zijn, bijt hij zijn regisseur (Gael Gracía Bernal) toe: “Hier hebben we geen tijd voor. Pik er maar tien uit, dan gaan we weer verder.” De regisseur twijfelt. Dit kan je niet maken. Maar hij geeft toch toe. De scène die volgt, doet denken aan de Ajax-scouts die jaren geleden als vleeshandelaren de armpjes en beentjes keurden van jonge voetballertjes in Afrika.

Maar hoe goed ook, er zit een foutje in deze openingsscène. Misschien voelde de regisseur zich te veel verbonden met het personage van de regisseur, wellicht was het te verleidelijk de camera te richten op de ster, op Gael García Bernal. Maar de focus had op Luis Tosar moeten liggen, op de producent. Uiteindelijk is hij de hoofdrolspeler. Als kijker kom je daar nu te laat achter.

Een schoonheidsfoutje? Zeker. Maar wel een die exemplarisch is. Bollaín houdt te weinig van deze producent. Ze zet hem te veel neer als de man die maar één interesse heeft: geld. Omdat ze haar hoofdpersoon aan het begin veroordeelt, blijft de film hangen in de politieke boodschap.

Dat de film toch werkt is, ironisch genoeg, vooral te danken aan de producent. Tambien la lluvia heeft een hoge production value, de film is een genot voor het oog. De rellen zijn levensecht. Op figuranten is niet bezuinigd. Het zijn er zelfs zo veel dat je je onwillekeurig afvraagt: hadden ze zo’n hoog budget, of zouden ze die mensen zo weinig hebben betaald?