System Crasher

Wie kan Benni aan?

Een onhandelbaar meisje waar zelfs de jeugdzorg geen raad mee weet, staat centraal in de Duitse arthousehit System Crasher. Een brutaal gegeven waarvan de uitwerking nog brutaler had gekund, wat niet gezegd hoeft te worden van de bijzonder gedurfde hoofdrol.

“Hier was ik met mijn tweede pleegmoeder… en dat is Hekla, mijn therapiepaard.” Benni bladert door het fotoalbum van haar ontspoorde jeugd. Ze is negen jaar en heeft al zoveel opvanggezinnen en woongroepen versleten dat weggestuurd worden – met wéér een nieuw fotoalbum onder de arm – routine is geworden, of erger nog, een sport. Het enige wat ze zelf wil is terug naar haar moeder, alleen: die kan haar niet aan. Maar wie wel? Benni barst uit elkaar van ongecontroleerde energie, kent geen grenzen en kan van het ene op het andere moment gillend om zich heen gaan slaan. Waar ze ook terechtkomt, ze weet er altijd wel weer een puinhoop van te maken.

In Duits behandeljargon heet Benni een ‘Systemsprenger’: iemand die het systeem opblaast dat juist voor kinderen als zij is opgetuigd. Een jaar geleden won System Crasher in Berlijn de Alfred Bauer-prijs (de laatste naar het zich laat aanzien, nu de prijs is geschrapt na onthullingen over de verborgen Nazi-carrière van de eerste festivaldirecteur naar wie hij was vernoemd) en veroverde afgelopen najaar het Duitse arthousecircuit.

Naast een film over Benni is System Crasher net zo goed een portret van dat systeem, waar debuterend speelfilmregisseur Nora Fingscheidt tijdens een jarenlange researchfase diep in dook. Dat betaalt zich uit in het genuanceerde beeld dat zij van de jeugdzorg schetst – niet rooskleurig, maar wel met oog voor de onmogelijke dilemma’s waar behandelaars voor komen te staan in de omgang met een kind dat repressie oproept terwijl ze bescherming nodig heeft.

Haar scenario geeft ook blijk van inzicht in de psyche van een beschadigd meisje, dat veiligheid zoekt door elke situatie onmiddellijk naar haar hand te zetten, als het moet met krijsen of geweld. Maar dat Benni daarbovenop een specifiek trauma meekrijgt waardoor haar agressie steevast getriggerd wordt als iemand haar gezicht aanraakt, voelt dan juist weer aan als een clichématige scenariotruc. Behalve dat het een platte verklaring biedt voor Benni’s gecompliceerde gedrag, gebruikt de regisseur het ook om spanning op te roepen door situaties te scheppen waarin we op een woede-uitbarsting gaan anticiperen; en daarmee exploiteert ze haar eigen hoofdpersoon.

Dat heeft iets ongemakkelijks, en het was niet nodig, want de bij de opnames elfjarige Helena Zengel creëert, in samenspel met het camerawerk van Yunus Roy Imer, een prachtige spanning tussen de compassie en radeloosheid die Benni’s engelachtige kwetsbaarheid en haar duivelse furie afwisselend oproepen. Benni mag dan een onverbeterlijke herrieschopper zijn, toch laat de film je hopen op een oplossing. Dat die niet zomaar voor het grijpen ligt is in de film precies zo frustrerend als het in werkelijkheid moet zijn.