Sur les chemins noirs

Voettocht vol catharsis

Sur les chemins noirs

Na een bezopen, metershoge val, een dagenlange coma en een revalidatieperiode besluit een reisschrijver tot een weken durende voettocht over onverharde Franse paden. Onderweg verwerkt hij filosoferend en schrijvend de pijnpunten uit zijn verleden.

Ver weg van de straten van Parijs, nabij het tegen de grens van Italië gelegen middeleeuwse dorpje Tende, klautert schrijver en avonturier Pierre Girard (Jean Dujardin) over kurkdroge rotspartijen. Het is kilometer 17, zijn witte blouse is nog kraakwit en hij maakt de beginnersfout te weinig water op zak te hebben. Nee, in de eerste scènes van Girards letterlijke en figuurlijke spirituele odyssee voelt de protagonist in dit op ware gebeurtenissen geïnspireerde drama nog weinig grond onder de voeten.

Girard belandde eerder in een dagenlange coma toen hij beschonken en wel de buitenmuren van een hotel beklom en acht meter naar beneden kletterde. Tijdens zijn herstel in het ziekenhuis zwoer hij dat hij binnen een jaar een 1300 kilometer lange tocht zou lopen, dwars door Frankrijk. Zonder digitale hulpjes en zoveel mogelijk gebruikmakend van onverharde wegen. Beweging zou zijn gebed worden, deze pelgrimstocht zijn verlossing.

Denis Imbert (Mystère, 2021; Vicky, 2015) inspireerde dit drama vol catharsis op de gelijknamige autobiografische roman van reisschrijver en avonturier Sylvain Tesson, die in 2019 La panthère des neiges (De sneeuwpanter) schreef en in de documentaire The Velvet Queen (2021) te zien was. Net als Tesson kiest zijn personage Pierre Girard bewust voor plekken in Frankrijk met weinig industriële ontwikkeling en boerendorpjes waaruit veel bewoners en bedrijfjes zijn weggetrokken. Tussen noeste wandeltochten door trekt Girard steevast zijn opschrijfboekje tevoorschijn en noteert hij flarden van poëzie en filosofische beschouwingen over zijn eigen leven, zijn veranderende land en de stand van de mensheid. De soms onherbergzame, maar vooral beeldschone, majestueuze landschappen zijn ondertussen een personage op zichzelf.

Uit de flashbacks wordt vervolgens meer duidelijk over het leven dat hij vóór de val leefde. Ook toen beklom hij al bergen en regenpijpen in Parijs, bleek hij een charmeur en was alcohol een constante in zijn bestaan. Toch zijn deze scènes niet altijd nodig en verstoren ze soms het ritme van de tocht zelf. Want het tempo van die wandelsequenties is prettig en kalm. Liefst was er nog meer focus geweest op dat weidse, verrukkelijke Franse landschap.

Girard is tijdens zijn tocht een bedachtzaam man. Een man van weinig woorden, maar zeker niet onsympathiek. Onderweg spreekt hij met onbekenden en wordt hij soms vergezeld door naasten. Die ontmoetingen zijn aangenaam fragmentarisch. Kleine en grote thema’s in het leven van Girard worden op bijna onnadrukkelijke wijze aangestipt en zijn nooit uitleggerig. Hoe sterk en veerkrachtig z’n geest ook is, zijn lichaam probeert hem regelmatig met een luide schreeuw tot rust te manen. Apart genoeg lijkt die dringende boodschap, ondanks Girards doorwrochte zelfanalyse, niet aan te komen.