Songs from the Second Floor
Humanist met zweep
Vol humor, verdriet, ontreddering en mededogen filmde de Zweed Roy Andersson de menselijke Sisyfus-arbeid in Songs from the Second Floor. Een film waarin je beeld na beeld ontdekkingen kan blijven doen.
Van films als Songs from the Second Floor (Sånger från andra våningen) van de consciëntieuze Zweedse filmmaker Roy Andersson, zou je van weeromstuit dichter willen worden. Zodat je een vers kon schrijven als dat van de Peruviaanse dichter César Vallejo waar de film zijn motto aan ontleent: “Beloved the man who sits down.”
Eerst is het nog een vingerwijzing. Voor deze film moet je even gaan zitten, je ogen sluiten en weer ontwaken in Anderssons volstrekt authentieke filmuniversum. Dan, gedurende de film, waarin het gedicht als thematisch Leitmotiv geldt, bezingt het op bescheiden, bijna banale wijze, de rust die in eenvoudige, alledaagse dingen kan worden gevonden. Dat is een hartekreet. Want in de vijfenveertig tableaus waaruit Songs from the Second Floor is opgebouwd is niets meer normaal. De wereld is uit zijn voegen. Een eeuwigdurende file van haastige mensen verstopt de stad. Een parade van zelfkastijders trekt door de straten. Mensen wisselen alleen nog absurditeiten uit en helpen elkaar en vooral zichzelf zo snel mogelijk naar een wrede en vernederende ondergang.
Bezonken beeld
In het filmprogramma Stardust, dat ter gelegenheid van de Nederlandse première van Anderssons (58) derde speelfilm tijdens het Filmfestival Rotterdam werd uitgezonden, was te zien hoe Andersson per beeld een schetsboek vol tekeningen, foto’s en verwijzingen had verzameld. Hij werkte na het floppen van zijn tweede speelfilm Giliap (1975) vijfentwintig jaar aan Songs from the Second Floor en hield zich ondertussen met het draaien van honderden commercials in leven. Die tijd, die rust, die duur, dat bezonken beeld, zijn op een weldadige manier in elk van de grauw gekleurde scènes voelbaar, die zich laag na laag laten afpellen. Het werken met een vaste camerapositie per tableau leverde wondertjes van mise-en-scène op, waarin je niet uitgekeken raakt op alle activiteiten die zich in dat gefixeerde kader afspelen. Beeld na beeld kun je ontdekkingen blijven doen. Achtergrondtaferelen en -geluiden smeden alle handelingen aan elkaar. Hoewel er geen traditionele verhaallijn is, heeft de film wel een sterke interne logica, waarin religieuze, filosofische, seksuele, literaire en schilderkundige motieven de toeschouwer meevoeren in een Divinia Commedia-achtige tussenwereld waarin de mens verstrikt is in zijn Sisyfus-arbeid.
Andersson filmt als een sadist met fluwelen handschoenen, een humanist met een zweep. Zijn gevoel voor humor is grotesk, aanstekelijk, pijnlijk en bevrijdend. Hij werpt een onthutsend licht op de kwellingen en verlangens waarmee de menselijke soort zich in stand probeert te houden. Na de holocaust is de mensheid definitief zijn onschuld verloren volgens Andersson, Christus is op de vuilnisbelt beland, de lucht die we inademen vergiftigd en hij roept: “Mijn god, waarom heeft u mij verlaten?” Desondanks laat hij de mens in een van zijn slotbeelden tot aan de hemelpoorten naderen, in een even hopeloze als hoopvolle daad. Want hij kijkt met mededogen naar zijn lijkbleek geschminkte sloebers en tobbers. Konden ze alleen maar hun ballast afwerpen en gaan zitten.