Saint Omer

Het beeld van de ander

Saint Omer

Het prijswinnende Saint Omer gaat over een rechtszaak, maar is allerminst een typisch rechtbankdrama. Het speelfilmdebuut van documentairemaker Alice Diop is een beheerste en indrukwekkende film over moederschap, immigratie en taal.

Het ingetogen drama Saint Omer gaat over kijken en bekeken worden. In het speelfilmdebuut van documentairemaker Alice Diop (Nous, 2020) ziet de hoofdpersoon zichzelf weerspiegeld in het beeld van de ander. De camera fungeert als een geconcentreerde blik: vaak blijft hij lange tijd op één plek of persoon gericht.

We zijn geneigd te denken dat goede cinematografie indrukwekkende camerabewegingen vereist. Als we aan imposante cinematografie denken, gaan onze gedachten meteen naar de wervelende camera’s van filmmakers als Gaspar Noé of Terrence Malick. Maar Saint Omer bewijst dat rust minstens zoveel vaardigheid vereist als werveling. En ook minstens even doeltreffend kan zijn.

Spiegeling
Literatuurprofessor Rama (Kayije Kagame) reist naar Saint-Omer, een plaatsje in Noord-Frankrijk, om de rechtszaak van Laurence Coly (Guslagie Malanda) bij te wonen. Coly wordt ervan beschuldigd haar peuter te hebben vermoord. Ze zou het kind vlak voor vloed op een strand hebben achtergelaten, waardoor het meisje verdronk.

Rama woont de zaak bij als research voor een nieuw boek, dat de gebeurtenissen rondom de dood van Coly’s dochter spiegelt aan de mythe van Medea. In de Griekse mythologie is Medea een tovenaar die bedrogen wordt door haar man en daarop besluit hun zonen te vermoorden.

Saint Omer speelt zich bijna volledig af in een spaarzaam ingerichte rechtszaal. De beeldvoering is ingetogen, met een beheerst kleurenpalet dat bijna volledig bestaat uit blauw-, bruin- en geeltinten. De stilistische eenvoud verhult een inhoudelijke gelaagdheid. Want Saint Omer is allerminst een simpele film.

Het verhaal is gebaseerd op de rechtszaak van Fabienne Kabou in 2016, waarbij Diop zelf aanwezig was. Er vindt dus een spiegeling plaats in de film: Rama is een soort stand-in voor Diop. Bovendien doet Coly Rama niet alleen aan Medea denken, maar ook aan zichzelf: net als Coly heeft ze een gecompliceerde relatie met haar moeder. En net als Coly is ze een Zwarte vrouw die een relatie heeft met een Witte man.

Hoewel de camera voor het grootste deel van de film op Coly is gericht, gaat Saint Omer vooral over Rama. Door naar de rechtszaak van Coly te kijken, door haar te horen praten over de moeizame relatie met haar moeder en ex-vriend, leren we Rama kennen. Rama ziet zichzelf in Coly, maar ziet Coly ook in zichzelf. Door hun overeenkomsten te zien sympathiseert Rama met Coly, maar opent ze ook de deur naar haar eigen gecompliceerde gevoelens rond moederschap.

Zonder stem
Net als Medea wordt Coly gedefinieerd als kindermoordenaar. En zoals Medea’s daden in het oude Griekenland alleen door mannelijke toneelschrijvers zijn beschreven, wordt Coly’s verhaal aanvankelijk verteld door mannen. Door haar oudere vriend, de vader van haar kind. En door de openbaar aanklager. Maar Saint Omer weigert om Coly te laten definiëren door haar daden. De film, die in het scenario de echte rechtbankverslagen van de zaak Kabou verwerkte, draait vooral om Coly’s beschrijving van de gebeurtenissen.

Saint Omer is een verhaal over ‘othering’, het proces waarbij we iemand definiëren als behorend tot de ondergeschikte categorie van ‘de Ander’. Coly wordt continu gedefinieerd door anderen. Ze is een vrouw, een persoon van kleur en een immigrant. En ze is een moordenaar, misschien wel het ultieme voorbeeld van othering. Als je iemand vermoord hebt, ben je een moordenaar, geen mens.

Gedurende de rechtszaak draagt Coly een trui die precies dezelfde bruine kleur heeft als de houten panelen van de rechtszaal. Zo lijkt ze in de muren op te gaan. Wanneer we haar voor het eerst zien, valt Coly dus samen met haar identiteit als verdachte. Maar in de loop van de film verandert ze langzaam van dat eendimensionale idee naar een gelaagd persoon.

De camera, die zich richt op gezichten en daardoor de menselijkheid van personages benadrukt, haalt Coly van de uiterste grens van wat we kunnen begrijpen en maakt haar het middelpunt van ons inlevingsvermogen. Diop neemt een van de meest gruwelijke daden denkbaar – de moord op een kind door de persoon die geacht wordt dat kind te beschermen – en dwingt ons niet alleen te kijken naar de daad, maar naar de omstandigheden die eraan voorafgingen.

Zo geeft Saint Omer een stem aan de stemlozen. Niet alleen aan Coly, die terechtstaat, maar ook aan Rama, die nauwelijks spreekt in de film, maar die verborgen delen van zichzelf tot uitdrukking ziet komen in Coly’s getuigenis.

Taalspel
Anders dan de typische rechtbankfilm gaat Saint Omer niet over het achterhalen van de waarheid. Coly geeft toe dat ze haar kind op het strand heeft achtergelaten waardoor het meisje verdronk. De vraag is dus niet wat er precies gebeurd is, maar hoe het heeft kunnen gebeuren. Daarbij richt de film zich op de verhalen die verteld worden in de rechtbank.

Coly is een Senegalese immigrant, maar tart alle verwachtingen die men daarbij heeft: ze spreekt deftig Frans en studeerde filosofie. Coly is gespecialiseerd in de taalfilosoof Wittgenstein, terwijl haar professoren vinden dat ze zich beter zou kunnen richten op een Afrikaanse filosoof. Haar zelfbeeld botst met het beeld dat Frankrijk van haar heeft: ondanks haar kunde zien haar professoren haar niet als intellectueel. Ze wordt slachtoffer van racisme op de universiteit, raakt dakloos en krijgt uiteindelijk een relatie met een veel oudere man om niet op straat te belanden.

Het is geen toeval dat Coly geïnteresseerd is in Wittgenstein: Saint Omer is een voorbeeld van zijn idee van taalspelen. In zijn latere werk beschrijft Wittgenstein taal als een set regels onder mensen die tot dezelfde groep behoren. Woorden krijgen betekenis in een bepaald taalspel. En elk taalspel kent zijn eigen regels. Daarom kunnen, aldus Wittgenstein, dezelfde woorden voor verschillende mensen verschillende dingen betekenen. In een leesclub is ‘de rode draad’ het centrale thema van een verhaal; in een naaiatelier is ‘de rode draad’ een fysiek object. “Ik kan de rode draad niet vinden”, kan dus zowel een uiting van kritiek zijn als een roep om hulp.

In Saint Omer botst het taalspel van Coly met het taalspel van het hof. Haar spelregels komen niet overeen met die van de rechter, de advocaten en het publiek. Daarom kan Coly zeggen dat ze haar baby niet vermoord heeft, terwijl zij wel degene was die haar liet verdrinken. Coly zegt dat ze behekst was. Dat moet wel, zegt ze, want er is geen andere verklaring voor haar gedrag. Maar in een Franse rechtbank is beheksing geen geldige verdediging. Dat zijn de conflicterende spelregels: Coly kan ontoerekeningsvatbaar zijn door gekte, maar ze kan niet behekst zijn.

Saint Omer gaat dus over taal. Over hoe woorden worden gebruikt om ons te vernederen en te definiëren. Coly “spreekt niet als een immigrant”, maar ze gebruikt ook niet de juiste woorden in haar verdediging. In zekere zin is Coly onverstaanbaar voor de rechtbank. Haar woorden zijn niet begrijpelijk: wat ze zegt komt niet overeen met wat van haar wordt verwacht.

Het monddood maken van een vrouwelijke immigrant – dat is de werkelijke misdaad waar Saint Omer om draait.