QUIZ SHOW
Televisie is niet te vertrouwen

De Verenigde Staten blijken hun onschuld niet te hebben verloren met de moord op Kennedy of het Watergateschandaal, maar met een grootscheepse fraudezaak bij een televisiequiz eind jaren vijftig. Dat is althans de overtuiging van Robert Redford, die hij wil overbrengen met zijn film Quiz show. Voor het eerst werd het Amerikaanse publiek geconfronteerd met grootschalig bedrog.
Het is eigenlijk verbazend dat er nu pas een film is gemaakt over de perikelen rond de ooit immens populaire Amerikaanse televisiequiz ‘Twenty-One’. Het gegeven is sensationeel, fascinerend en biedt ook nog eens de mogelijkheid voor interessante bespiegelingen over televisie en de Amerikaanse samenleving. ‘Twenty-One’ was een soort ‘Twee voor Twaalf’, alleen moesten de deelnemers de vragen allemaal uit het hoofd beantwoorden. Voor de hedendaagse televisiekijker is het onvoorstelbaar dat zo’n intellectuele quiz zo populair kon zijn bij brede lagen van de bevolking.
Herbie Stempel, een neurotische joodse man uit een van de slechtere buurten van New York (een van de beste rollen die John Turturro tot nu toe speelde en zonder meer een Oscarnominatie waard) is eind 1958 al wekenlang de onbetwiste winnaar van het spelletje ‘Twenty-One’. De man leeft voor zijn televisieoptreden. Maar helaas voor hem: de kijkcijfers zijn niet zo best. Ja, ook toen al. Dan verschijnt Charles van Doren op het toneel, een jonge, slechtbetaalde docent literatuurgeschiedenis aan de prestigieuze Columbia Universiteit en zoon van een beroemd schrijverspaar. De aimabele Van Doren wordt — eveneens briljant — gespeeld door Ralph Fiennes (de sadistische nazi uit Schindler’s list).
De keuze is voor de producenten en de sponsor (een bijrol van Martin Scorsese) van de quiz niet moeilijk: Stempel eruit en Van Doren erin. En dat krijgen de kandidaten ook zonder blikken of blozen te horen. Van Doren krijgt de vragen toegespeeld en begint een zegetocht die een maand of drie duurt en hem tot een nationale beroemdheid maakt — hij haalt zelf de cover van Time. Enfin, u voelt het wel aan: dat gaat zomaar niet. En dus wordt Dick Goodwin (Rob Morrow) geïntroduceerd, een vertegenwoordiger van een speciaal comité van het Congres. Hij gaat de zaak onderzoeken op beschuldigingen van Stempel, die zijn verlies niet kan verkroppen. Langzaam maar zeker komt dan de hele zaak in de publiciteit.
Klassegevoelig
Het fascinerende van Quiz show zit hem in de motieven van de twee kandidaten en hoe die personen tegenover elkaar worden gezet. Voor de ronduit onsympathieke Stempel, compleet met slecht gebit, zenuwtrekjes en zeurderige echtgenote, is het spelletje een mogelijkheid om aan zijn milieu te ontsnappen. Als hij wordt afgedankt is hij weer een nobody en doet er alles aan zijn positie te heroveren. Dat lukt natuurlijk niet en uiteindelijk ligt er maar één weg voor hem open en dat is de zaak aan de kaak te stellen. Van Doren wil met ‘Twenty-One’ zijn vader in beroemdheid evenaren, en schroomt er vanaf het allereerste begin niet voor om zijn geweten voor dat doel opzij te schuiven. De tegenstelling tussen de twee personages wordt mooi uitgespeeld en laat weer eens zien hoe klassegevoelig het zogenaamde klassenloze Amerika is. Het fraaie is dat de joodse underdog uiteindelijk zijn gelijk haalt — en de keurige jongeman van goede komaf het onderspit delft — zonder echt te zegevieren.
In vergelijking met de schandalen van vandaag de dag, lijken de vergrijpen van de producenten en kandidaten van ‘Twenty-One’ bepaald niet hemelschokkend. Een cynicus zou opmerken dat Van Doren er in het Amerika van de jaren negentig waarschijnlijk alleen maar beter van zou zijn geworden: zijn verhaal zou nu goed zijn voor een paar vette boek- en filmcontracten en een rol in de politiek zou niet denkbeeldig zijn. Maar in de jaren vijftig was dat schijnbaar anders, de oplichterij veroorzaakte toen nationale verontwaardiging. En Redford wil ons doen geloven dat het schandaal rond ‘Twenty-One’ de eerste keer was dat het publiek werd geconfronteerd met feit dat televisie niet te vertrouwen was, dat men voor de eerste keer teleurgesteld was in zoveel corruptie bij de mensen die het voor het zeggen hebben. Die stelling lijkt me nogal vergezocht, een land verliest zijn onschuld — voor zover zoiets al bestaat — niet met één incident. Maar een belangrijker bezwaar is de verzameling historische onjuistheden die in het verhaal gebezigd wordt, want Redford heeft zich nogal wat gesjoemel met de feiten veroorloofd. Nu is dat voor fictie geen probleem, maar voor een film die beoogt de geschiedenis te herschrijven wel.
Dat wil nog niet zeggen dat Quiz show niet maatschappelijk of historisch relevant zou zijn. Integendeel, de film snijdt een probleem aan dat hoogst actueel is: in hoeverre wordt er gelogen op televisie? En als we er voor het gemak van uitgaan dat dat het geval is, zouden we vandaag dan niet net zo verontwaardigd moeten reageren als 37 jaar geleden?
Jeroen van Bergeijk