Petrov’s Flu

IJlend door de onderwereld

Een stripboektekenaar dwaalt tijdens een griepepidemie door een dystopisch toekomstig Jekaterinenburg. Petrov’s Flu is een absurdistische koortsdroom, een kritiek op hedendaags Rusland én pure visuele cinema.

Petrov (Semyon Serzin) is ziek. Hij heeft griep. In een stadsbus hoest hij de longen uit zijn lijf. Dat hij het virus hiermee verspreidt, lijkt hem niet te deren. In de dystopische wereld waarin de Rus zich bevindt is het leven toch niets waard, getuige een scène waarin hij door militairen uit de bus wordt getrokken om vervolgens met een geweer in zijn handen deel te nemen aan een executie van een groep zakenmannen. Filmmaker Kirill Serebrennikov (Leto, 2018) grijpt de kijker direct bij de lurven in de eerste minuten van zijn nieuwste speelfilm.

Petrov’s Flu (Petrovy v grippe), gebaseerd op het boek The Petrovs In and Around the Flu van Aleksei Salnikov, speelt zich af in een toekomst waarin de Russische metropool Jekaterinenburg is verworden tot een unheimisch oord. Een buspassagier vertelt dat het “allemaal minder werd” toen ene Berezovski aan de macht kwam. De ijlende Petrov is op weg naar zijn vrouw (een demonische bibliothecaresse die het heeft gemunt op mannen) en zoon, en manifesteert zich als een gids in deze onderwereld die tegelijk oubollig en onbestemd oogt. Een esthetiek die misschien wel kenmerkend is voor Rusland, waar de tijd in zekere zin stilstaat sinds de val van de Sovjet-Unie.

Dat de film kritiek heeft op de machthebbers in hedendaags Rusland is geen verrassing: Serebrennikov, die Rusland momenteel niet uit mag vanwege een dubieuze veroordeling voor verduistering, staat erom bekend. En de boodschap—de zieke man als metafoor voor een land in verval—ligt er dik bovenop. Maar Petrov’s Flu is ook een eigenaardige queeste, waarin sfeer belangrijker is dan plot. De film is een soort Brechtiaans spel, met groteske, theatrale taferelen en personages die zichzelf niet al te serieus nemen: zo hoopt een vriend van Petrov, een romancier die nooit beroemd is geworden, dat zijn werk na zijn zelfmoord wel erkend zal worden.

Met dit soort gitzwarte, fatalistische humor legt Serebrennikov een pijnlijke realiteit bloot, waarin zelfs in dromen niets te dromen valt. Sommige shots filmt hij van boven: de kijker wordt het alziend oog, omdat god en verlossing in Petrov’s Flu niet bestaan. De personages moeten het doen met wodka en hartstochtige ballades, in een film waar net als onze dromen soms geen touw aan vast te knopen is.