Samuel Theis en Claire Burger over Party Girl

'Mijn moeder, de nachtclubdanseres voelt als fictie'

Werkelijkheid wordt fictie in Party Girl: een portret van een vrouw – moeder van een van de drie makers – wier fictie maar geen werkelijk­heid wil worden.

Een oude nachtclubdanseres stapt in het huwelijksbootje met een vaste klant en de aanstaande bruiloft herenigt haar met haar in een pleeggezin opgegroeide dochter. De levenswending van de flamboyante Angélique klinkt als een verhaal voor een reality tv-programma, maar Samuel Theis besloot van deze gebeurtenis uit het leven van zijn moeder cinema te maken: een film waarin zij allebei zichzelf spelen, net als Theis’ broer en zussen.

In scènes waarin de hele familie bij elkaar is, springt onmiddellijk in het oog dat de hipsterachtige Theis, met zijn diploma van de Parijse filmschool La Fémis op zak, het milieu waarin hij opgroeide ver achter zich liet. Over het ongemak dat daarmee gepaard gaat maakte hij samen met Claire Burger en Marie Amachoukeli eerder de korte film Forbach, waarin hij als jonge televisiester een bezoek brengt aan zijn geboorteplaats.

Naast filmmaker is Theis ook acteur, en dat maakt het al wat minder opmerkelijk dat hij zichzelf speelt in een scenario dat op zijn eigen geschiedenis is gebaseerd. Maar hoe lukte het hem zijn hele familie over te halen om hun leven, inclusief de minder fraaie kanten daarvan, aan de camera toe te vertrouwen? “Het was een avontuur dat we met zijn allen aangingen”, zegt Theis tijdens een interview in de pas geopende Filmhallen in Amsterdam. Samen met coregisseur Claire Burger en Angélique, die in het echte leven Sonia heet, is hij aanwezig bij een voorpremière van Party Girl. “Mijn familieleden kennen ook Claire en Marie goed en hadden alle vertrouwen in onze manier van werken. Het maken van deze film was ook een manier om met een liefdevolle blik naar elkaar, onszelf en ons eigen leven te kijken.”

De blik van de film is inderdaad liefdevol, maar niet per se teder. Angélique wordt geportretteerd als een levenslustige vrouw, warmbloedig en impulsief, met een zwak voor alcohol en een soms kinderlijk egoïstisch karakter. Het huwelijksaanzoek dat haar wordt gedaan, accepteert ze met een mengeling van opportunisme en zelfbedrog. Maar ook zichzelf spaart coregisseur Theis niet: in een scène waarin hij zijn moeder omzichtig het plan om naar Parijs te verhuizen uit het hoofd probeert te praten, wordt pijnlijk duidelijk dat hij zijn status als haar favoriet mede dankt aan de afstand die hen scheidt.

Hoewel de film door het samenvallen van personages en acteurs dicht tegen de werkelijkheid aan zit, streeft de film geen documentair realisme na. “De regio waar we filmden, de Lorraine, is een oude mijnstreek waar Samuel en ik zijn opgegroeid”, vertelt Burger. “Het grauwe, druilerige beeld dat ervan bestaat wilden we omkeren, dus filmden we juist in de zomer en hebben we via de kostuums en de locaties extra kleur ingebracht.” Theis vervolgt: “We filmden in cinemascope, daarmee voelt het meteen als fictie. Op de allereerste opnamedag filmden we de scène waarin Angélique en haar kinderen over een veld naar een luchtballon lopen. Op de monitor zag ik mijn broer, mijn zus, mijn moeder en haar kleinkinderen, en ik keek gewoon naar een film! Door dat beeldformaat waren ze onmiddellijk filmpersonages geworden.”

Het toevoegen van zo’n fictieve laag had niet alleen een esthetisch doel, vertelt Burger: “Het hielp de acteurs om zichzelf te laten zien zonder dat ze zich helemaal hoefden bloot te geven. Ze zijn als het ware beschermd door een verhaalstructuur, waarin hun personage een bepaalde rol vervult.”

Binnen die filmwerkelijkheid is de tragiek van Angelique nu juist dat ze zich probeert te voegen naar een rol die haar totaal niet past: de party girl die haar wilde haren afschudt om als vijftiger alsnog te settelen. “Ik geloof niet in het romantische sprookje”, zegt haar zoon in de film – hij kent zijn moeder. Het verhaal laat ook zien dat fictie altijd een onderdeel is van de realiteit.

“Soms put je uit de realiteit om fictie dieper en intenser te maken, en andersom kan fictie de werkelijkheid sterker laten spreken”, besluit Theis. “Wij doen niet het ene óf het andere, we willen juist op die grens staan. Omdat we denken dat je daar de krachtigste verhalen kunt vertellen.”