Parthenope

Schoonheid boven alles

Parthenope. Foto: Gianni Fiorito

Paolo Sorrentino brengt een ode aan zijn geboortestad Napels met een weelderige fantasie over de mooiste vrouw ter wereld.

Napels was ooit Parthenope, een Griekse nederzetting vernoemd naar de sirene die zichzelf verdronk omdat haar liederen Odysseus niet konden verleiden. Paolo Sorrentino (La grande bellezza, 2013) maakte met Parthenope, na The Hand of God (2021) de tweede film opgenomen in zijn geboortestad, een lofzang op de stad waar het lichaam van de halfgodin ooit op de kust zou zijn aangespoeld. Hij doet dat door de twee – sirene en stad – samen te smelten in het personage van een mooie vrouw.

In tegenstelling tot wat wij zijn gaan denken, lokten de mythische sirenen zeelieden niet naar hun dood met hun uiterlijke schoonheid, maar met hun verleidelijke stem. Om de sirenen te dwarsbomen, stopte Odysseus volgens Homerus de oren van zijn bemanning vol met bijenwas. Kijken konden ze dus wel, maar horen niet. Odysseus, benieuwd naar de sirenenzang, liet zich vastbinden aan de mast van het schip. Toen hun stemmen de oorlog in Troje bezongen, worstelde hij tevergeefs met de touwen. Daarop stortten de sirenen de zee in, hun dood tegemoet.

Van de sirenen uit de Odyssee werd dus nooit gezegd dat ze mooi waren. Maar voor Sorrentino, die zich voorstelt hoe de sirene Parthenope (Celeste Dalla Porta) in de jaren vijftig in een welgestelde familie aan de Napolitaanse kust geboren werd, is Parthenope alleen maar uiterlijk. “Ik weet niets, maar ik hou van alles”, roept ze verrukt uit. Het grootste deel van de film wordt ze versierd door iedereen die ze ontmoet. Ze is zo begeerlijk dat zelfs haar eigen broer haar wil.

En die schoonheid, herinnert Sorrentino ons, vervaagt met de minuut. Hij jaagt ons de stuipen op het lijf met een jumpscare van een koekoeksklok. En als een van de vele vrijers van Parthenope vraagt of ze wel met hem zou zijn als hij veertig jaar jonger was, en Parthenope op haar beurt vraagt of hij nog met haar zou willen zijn als zij veertig jaar ouder was, vindt Sorrentino het antwoord zo voor de hand liggend dat hij het de vrijer niet eens laat uitspreken. Natuurlijk neemt de begeerlijkheid van Parthenope met de jaren af.

Parthenope is meer een stand-in voor een stad die de pracht en praal uit Sorrentino’s jeugd is verloren dan een opzichzelfstaand personage. Haar tanende schoonheid is een metafoor voor de vergane glorie van Napels – een stad die ook wel de mooiste van de lelijke steden wordt genoemd.

Als Parthenope antropologie gaat studeren, een discipline die Sorrentino lange tijd weigert te definiëren en die vooral bestaat uit het kijken naar de vreemde rituelen van de mens, wordt ze een stille getuige van allerlei gebeurtenissen. Net als Napels zelf. De verschillende manieren waarop toeristen en inwoners, armen en rijken, met Parthenope omgaan, vormen een commentaar op de relatie van deze groepen tot de stad.

Sorrentino verweeft de geschiedenis van Napels door zijn loshangende verhaal, dat zich haast als een droom voltrekt. Er is de uitbraak van cholera in 1973, het wonder van het bloed van de heilige San Gennaro, het winnen van het Italiaanse landskampioenschap voetbal. Het schrikbeeld van de klok lijkt een verwijzing naar het laagreliëf op het Teatro di San Carlo, waarin Parthenope de tijd doet stilstaan. In al deze scènes vangt Sorrentino de schoonheid in het banale.

Mannelijke fantasie
Je zou kunnen zeggen dat het verhaal over de mythische schoonheid van Parthenope minder draait om de bloedmooie vrouw zelf en meer om de aantrekkingskracht van een stad aan zee die van alles heeft meegemaakt. Toch gebruikt de film het ontstaansverhaal van Napels net zozeer om iets te zeggen over de vrouwelijke ervaring als andersom. En toch voelt de film als een haast perverse mannelijke fantasie, een zelfingenomen verbeelding van hoe het zou zijn om de mooiste vrouw ter wereld te zijn.

Want ja, ook al blijft Parthenope de baas over haar seksuele inspanningen, alles wat ze doet wordt onmiskenbaar geërotiseerd. Parthenope is haast perfect. Haar afwijzing van mannen en haar vluchtige liefde (want Parthenope gaat altijd weg, dát is wat haar zo begeerlijk maakt, merkt een vrijer op) worden onderdeel van de adoratie van de mannen om haar heen alsmede die van de camera zelf. Een camera die Parthenope voor het grootste deel van de film begerend aanstaart. Zelfs haar vrijgevochtenheid dient het mannelijk genot.