Niemand in de stad
Achter al die mooie poses schuilt de eenzaamheid
Gerenommeerd documentairemaker Michiel van Erp had met de veelgeprezen miniserie Ramses al bewezen ook goed met acteurs overweg te kunnen. Met zijn eerste speelfilm Niemand in de stad heeft het Nederlands Film Festival een stevige opening.
Hoewel dit schurende coming-of-age-verhaal voor een groot deel gesitueerd is in het milieu van het Amsterdamse studentencorps, is volgens regisseur Michiel van Erp het corpsleven niet het onderwerp. Toch zet die hilarische scène met 23 borrelnootjes in een voorhuid je bijna op het verkeerde been. Gaat het toch een romantisering van studentikoze egotripperij worden? Nee, gelukkig niet. Eigenlijk verscherpt het juist het contrast met de tragiek die zal volgen.
Niemand in de stad is gebaseerd op de gelijknamige roman van Philip Huff, die ook meeschreef aan het scenario. Een verhaal over vriendschap, maar vooral over de onhandige, pijnlijke ervaringen die horen bij het volwassen worden, overtuigend neergezet door drie voortreffelijke jonge acteurs: Minne Koole, Chris Peters en Jonas Smulders.
Koole is de goedwillende, maar betrekkelijk onervaren student Philip. Mooie metafoor is de scène in een seksclub waar Philip wordt beroofd van het horloge dat hij kreeg van zijn vriendinnetje Elizabeth. Zij is de jeugdliefde die hij eigenlijk niet wil loslaten, maar intussen weet hij niet goed wat te doen met het verleidingspel van een medestudente. De gevolgen zijn ingrijpend. “Laffe zak”, zal ze hem nog toebijten.
Schijnwereld
Intussen kijkt Philip met veel bewondering op naar Jacob (Chris Peters), een ogenschijnlijk stoere ouderejaars boordevol dichterlijke levenswijsheden. Het zal een tragische pose blijken te zijn. Philips andere vriend is de zorgeloos van meisjes en drugs genietende Matt (Smulders). In veel opzichten houdt iedereen een soort schijnwereld in stand. Tot de altijd vol bravoure orerende Jacob volkomen onverwacht iets oneindig droevigs op de piano speelt. Een moment waarbij de tranen me in de ogen sprongen. Achter al die mooie poses schrijnt de eenzaamheid.
Het corpsleven verdwijnt dan naar de achtergrond, om plaats te maken voor ernstiger zaken. Bijvoorbeeld wanneer Matt, die heeft gebroken met zijn vader, toch met Philip naar Spanje reist om hem nog een keer te zien. De man is stervende, maar de ontmoeting blijft stug en moeizaam. De woorden die Matt zou willen zeggen krijgt hij niet over zijn lippen. Philip moet ze uitspreken, en als hij dat doet begrijpen we dat hij ze aan zijn eigen vader richt.
Gaandeweg doemt zo de problematische vader-zoonverhouding op als misschien wel het belangrijkste thema van de film. Want ook Jacob voelt zich in dat opzicht afgewezen of in ieder geval onbegrepen. Vooral het tweede deel van de film, waarin dit allemaal aan het licht komt, is aangrijpend, ontroerend en oprecht. De aanvankelijk nog wat vrijblijvende impressies van een vrijbuitersmilieu maken plaats voor een ontnuchterend scherpe schets van twijfels, onvermogen om met verwarrende gevoelens om te gaan, en door schade en schande verworven inzicht.