‘Ongehoord hoe weinig jongeren van literatuur weten’

Philip Huff over Niemand in de stad

Philip Huff (portret Claire Witteveen)

Niemand in de stad van Michiel van Erp opent op 27 september het Nederlands Film Festival. Het scenario is van Philip Huff die zijn roman over de melancholie en eenzaamheid van studenten zelf bewerkte. ‘Ik wilde geen voice-over omdat het studentenleven een wildwaterbaan is. Dat moet je ervaren, voelen.’

Door Ronald Rovers

Brallerige ballen zijn er genoeg in de Nederlandse film dus waarom hebben we nog een film over het studentenleven nodig? Niemand in de stad, naar de roman van Philip Huff, speelt zich af in het Amsterdamse studentenleven, maar neemt al snel een hele andere wending. Het is een verhaal over jezelf proberen te worden door jezelf eerst te verliezen. Een tragisch, melancholisch verhaal over Philip Hofman en beste vrienden Matt en Jacob, die in het Weeshuis wonen, een studentenhuis aan de Amsterdamse Prinsengracht. Jonge goden die hun eigen sterfelijkheid zullen leren zien.

Je schreef onlangs een opiniestuk in Trouw waarin je reageerde op kritiek dat jouw boek alleen over witte mensen ging. “Ik klink soms feller dan ik ben, maar ik vind dus dat veel mensen hun werk niet goed doen. Dan staat er dus een groot stuk in Trouw van Sander Becker onder de titel ‘Romanfiguren bezwijken onder uniformiteit’, waarin hij in gesprek gaat met een promovendus. Dat stuk staat vol fouten. Die man heeft een databank aangelegd over romanfiguren waarvoor iedereen boeken kan aandragen. Dat betekent dat iedereen willekeurig boeken met witte mensen kan aandragen. Zo krijg je geen representatief beeld.
“En toen zeiden ze ook nog iets over mijn boek. ‘Philip Huff introduceert zijn vrouwelijke personages steevast met de mooie of de aantrekkelijke.’ Ik heb mijn boek doorgebladerd en dat is gewoon nul keer zo. En het meest vermoeiende is: ik zit er ook mee. Dat het koor van stemmen in de Nederlandse media zo wit is. Maar de oplossing is niet om witte schrijvers te verplichten om dan maar over mensen te schrijven waar ze niks van weten. Je moet een veel diverser auteursbestand opbouwen. Uitgeverijen moeten niet alleen auteurs met een dubbele achternaam uit Oud-Zuid aannemen.
“Maar het begint al veel eerder. Ik ben de afgelopen tien jaar zonder overdrijven op wel driehonderd middelbare scholen geweest om over mijn boeken te praten en het is ongehoord hoe weinig jongeren van literatuur weten. Ook 4Havo of 5VWO. Dan bedoel ik niks hoogdravends maar gewoon dat ze leren hoe leuk en vervoerend een verhaal kan zijn. Zo krijg je vanzelf een diverser auteursbestand.”

Vond je het moeilijk om van Niemand in de stad een verhaal in beelden te maken? “Valt wel mee. Als ik schrijf zie ik het als een film in mijn hoofd gebeuren. Het verschil is dat mijn boeken eerste-persoonsvertellingen zijn. Als je leest dat het personage naar z’n hand kijkt zie je alleen je hand, je ziet dan niet het lijf van het personage. Als je daar een filmscenario van wilt maken moet je opeens beschrijven waar dat lijf zich bevindt. Bij Niemand in de stad bleek bijvoorbeeld dat de hoofdpersoon vaak niet zo veel doet. Hij is er wel, maar hij is typisch de toeschouwer, de persoon die drie, vier, vijf, tien centimeter verder van het leven af lijkt te staan dan de andere mensen.”

Ik vraag het omdat die overgang van boek naar film in Nederland nog wel eens een hobbel wil zijn en dan wordt het opgelost met een voice-over. Ik wilde wel eens van een schrijver horen hoe die de overgang van boek naar film ervaart. “Ik heb net First Reformed met Ethan Hawke gezien. Hij houdt een dagboek bij en dat gebruiken ze als een soort voice-over. Het blijft een truc, maar ik vond het daar goed werken. Bij Niemand in de stad wilde ik geen voice-over omdat het studentenleven een wildwaterbaan is. Dat moet je ervaren, voelen. Een voice-over is vaak reflecterend dus dat past niet. Alle scènes die geen handeling of dialoog waren, gingen eruit en Michiel van Erps filmische verbeelding deed de rest. Zodat we de verliefdheidsachtige vriendschappen of de eenzaamheid van studenten in de grote stad konden laten zien.”

Dus de samenwerking met Michiel verliep soepel? “Heel erg. Dat klinkt klef maar de productie die ik hiervoor deed, van een televisiefilm, ging veel moeizamer. Dus ik weet hoe het anders kan. Ik denk dat Michiel zo goed is in z’n werk omdat hij zich open durft te stellen voor andere mensen die elk hun eigen talent hebben. Hij geeft veel vertrouwen.”

Was jij je als relatief nieuwe filmschrijver bewust van clichés in de Nederlandse film? Er zit bijvoorbeeld best wat seks in het boek. Dat zie ik in de film nauwelijks terug. Was dat omdat we wel genoeg borsten en billen hebben gezien? “Laat ik het zo zeggen: ik schreef een boek over studenten. Daar moest dus seks in. Michiel vond de seks in het boek ook goed en geil, zei hij. Dat moest dus ook in de film. Die studenten leren samen kijken hoe hun lichamen werken. Toch hebben mensen daar uiteenlopende meningen over. Sommigen zeiden dat ze de seksscènes hadden overgeslagen. Anderen vonden ze juist fantastisch. Toen ik op een kwaaie dag uit m’n humeur was, heb ik het geteld: vijftien bladzijden seks op 350 bladzijden boek. Ik vind dat wel meevallen. In de film is het misschien vijf, zes minuten seks.”

Ik moet mezelf preciezer uitdrukken. Toen ik in het begin van de film studenten zag, schoot me meteen dat beeld van Rutger Hauer en Jeroen Krabbé te binnen in die slipjassen in Soldaat van Oranje. Ik vroeg me gewoon af of je je bewust was van wat je het idioom van de Nederlandse film zou kunnen noemen? “Jawel. Ergens in de drie verfilmingen van mijn scenario’s komt de moeder van een bekakt jongetje in beeld met van die neppareloorbellen en d’r haar in een deftig model. Maar zo ziet een bekakte moeder er niet uit. Die draagt geen parels van de Blokker. In een film ligt het gevaar op de loer dat je met stereotypen en karikaturen gaat werken in plaats van met personages van vlees en bloed. Ik was me daar bewust van en Michiel stond daar ook voor open. Kom maar bij de doorpas van de kleding, zei hij. Kom maar kijken of het klopt. Of die jongens eruitzien als studenten en niet zoals mensen denken dat studenten eruitzien. Maar dat had de kostuumontwerper zelf ook al prima begrepen. Die pakken waren gewoon helemaal af. Het waren echt corpsballen. Omdat ze net te lullige, goedkope pakken aan hadden met vlekken. Hetzelfde gold voor het studentenhuis. Michiel wilde een echt studentenhuis. ‘We komen woensdagmiddag om twee uur filmen’, zei hij tegen die jongens toen hij een geschikt huis had gevonden. “Zorg dat je weg bent en ruim niks op.'”

Nog één ding. Want ik zat weer te huilen toen verteld werd dat een van de personages van een rots was gesprongen. Dat thema, dat ouders niet zien wie hun kinderen zijn, is dat iets wat nog steeds tragisch veel voorkomt. “Hangt heel erg af van het milieu waarin je opgroeit. Ik weet dat het veel voorkomt in het milieu waar ik uit kom. Bij een van de eerste versies van het boek, een lange versie nog van 500 bladzijden, zei mijn redacteur bij De Bezige Bij: ‘Ik vind het allemaal goed. Er is alleen één ding wat ik fundamenteel niet geloof: al die vaders van die jongens zijn klootzakken.’ Ik zei: ‘Kom maar eens een keer langs bij een studentenhuis en ga maar eens praten met die jongens.’ Ik denk dat het veel gebeurt. Een van mijn vriendinnen is getrouwd met Dirk uit Oss. En hij zei: ‘Het is net de carnavalsvereniging.’ Dus het is hopelijk zo, als je het heel persoonlijk beschrijft, dat het universeel wordt. Sommige ouders zien hun kinderen als een soort projecten in plaats van als mensen met eigen voorkeuren met seksualiteit.”

Die redacteur, is die naar het studentenhuis gegaan? “Nee. Want dan krijg je weer de discussie over de vraag of echt gebeurd goed genoeg is voor een verhaal. Of er voor de balans dan niet toch een vader in moet die wel sympathiek is. Kijk, waar het mij om gaat, is dat duidelijk is dat de verwachtingen van ouders beklemmend en verstikkend kunnen werken voor hun kinderen. Met ernstige gevolgen soms. Als ik het zo zeg, klinkt het misschien als een tegeltjeswijsheid. Maar daarom hou ik zo van dit werk: omdat je die wijsheid met een verhaal en een film echt kunt laten zien.”